Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

FUNICULUS & UMBILICALIS

jul 9, 2023

Ik heb een haat-liefde verhouding met mijn funiculus umbilicalis. Voor de leek op het gebied van Latijn, dat is mijn navelstreng. Het is tijdens mijn menselijke prehistorie de belangrijkste levensader, die me van zuurstof en voedsel voorziet. Het blijkt tegelijkertijd ook een potentiële sluipmoordenaar te zijn. Als ik uiteindelijk na een loodzware bevalling ter wereld kom, zit de streng met twee lussen strak om mijn strot gewikkeld. Dat noemen ze in medische termen eufemistisch een navelstrengomstrengeling. Dat klinkt als iets lieflijks, maar dat is het niet. Door het ontstane zuurstofgebrek krijg ik een kop zo blauw als een Smurf.

Maar dan gebeurt het wonder. Na drie volle, NS-achtige minuten vertraging slaat de vonk alsnog over en komt mijn levenstrein op gang. Ik besta. Als overtuigd atheïst denk ik gek genoeg gelijk aan de plafondschildering De Schepping van de magistrale middeleeuwse kunstenaar Michelangelo. Op zijn fresco in de Sixtijnse kapel in het Apostolisch Paleis in Vaticaanstad zien we hoe God via een ‘bougie’ in zijn wijsvinger het leven schenkt aan Adam. Touché! Contact, de motor start! Uit één van Adje’s ribben wordt daarna Eva gefabriceerd. De twee leven nog lang en gelukkig. Totdat Eef in de Hof van Eden de boel vernachelt en een appel eet van de verboden boom van de kennis van goed en kwaad. Ze scheept ons op met de erfzonde. Tot op de dag van vandaag zitten we met de gebakken peren. Tja, vrouwen. Ik chargeer nu even. Bij mijn opstanding is er overigens geen sprake van een vonkende vinger. Het is de penetrante rook van een Caballero-sigaret van mijn ‘zondige’ tante Roos die bij de bevalling aanwezig is. Hoestend en proestend kom ik tot leven. 

Terug naar zin 1. Mijn wraakzuchtige funiculus umbilicalis besluit na jarenlang lanterfanten alsnog zijn gram te halen. De wurgslang is mijn, door drank doordesemde, lichaam zat en besluit voor zichzelf te beginnen. Vermomd als een roos van vlees probeert hij stiekem mijn lichaam te verlaten. Ik lijk op een hoogzwangere man. Ik weet het, dit is geen prettig praatje voor mensen die in plaatjes denken. Blond loopt in de badkamer met een grote boog om me heen en slaat bij het passeren schichtig de blik omhoog. Cupido heeft een enkeltje naar Parijs geboekt. Ik ben het slachtoffer van een acute hernia umbilicalis, oftewel een pittige navelbreuk. Het komt in de beste families voor. ‘Daar gaan we wat aan doen’, sist de chirurg van het abattoir in Hilversum met glimmende oogjes. Dat is nog eens een slager met passie. Vanwege de urgentie mag ik na drie dagen al onder het mes. 

Het splinternieuwe streekziekenhuis is een goed geoliede machine met gepassioneerd personeel. Tot acht keer toe wordt me vooraf door diverse verpleegkundigen gevraagd voor welke operatie ik heb aangeklopt. Die regel is ooit ingevoerd nadat sommige pechvogels met een geamputeerd been het ziekenhuis verlieten, terwijl ze voor een operatie aan hun blindedarm waren gekomen. Foutje, bedankt, maar niet heus. Het is waarschijnlijk een kwestie van een verkeerd ingevuld naamkaartje geweest dat abusievelijk aan het voeteneind van het bed is geplaatst. Dat nooit meer, bezweren de medische bobo’s, die terecht de opdracht geven om voor de zekerheid eindeloos door te vragen. Je wordt er na tig keer wel melig van.

Maar ga alsjeblieft geen grappen maken over de geplande ingreep. Het ligt op mijn lippen om te zeggen dat ik voor een levertransplantatie kom, maar ik houd me wijselijk in. ‘Als je de verkeerde verpleger aan je bed hebt, mag je direct naar huis. Die kunnen heel streng zijn. Vergelijk het met iemand die voor de grap op Schiphol zegt dat ie een bom in zijn tas heeft verstopt, die mag ook gelijk ophoepelen,’ zegt de sympathieke verpleger Tim, die mijn linkerarm gebruikt als een speldenkussen.

Na vijf uur wachten is het zover en wordt mijn bed de operatiekamer in gerold. Een blij lachend team overlaadt me met liefde, zorg en vragen: ’Waar komt u voor?’ ‘Mijn navelstreng, meneer.’ Bingo! Ik mag door naar de volgende ronde. Een anesthesist laat langzaam een Nirwana-vloeistof in mijn aderen stromen. Halleluja. Binnen tien seconden ben ik heel even in het voorportaal van die heerlijke eeuwige jachtvelden. De vluchtgevaarlijke anaconda in mijn buik wordt na een half uur durende strijd bedwongen. De opstandige navelstreng verdwijnt achter een solide, kunststof traliewerkje en krijgt levenslang, zonder tbs. Dat zal hem leren. Ik voel me volledig gerestaureerd en herboren.

Qua pijnbeleving lijkt het alsof ik een zachte por in mijn onderbuik heb gekregen. Thuis gekomen toon ik trots mijn nieuwe ‘wasbordje.’ Het is écht waar, de mens is maakbaar. ‘Nou ja, je bent gewoon weer een mooie man, Kont,’ zegt Blond. Ze legt twee haringen op een bordje en schenkt er een versnapering bij uit de kruik. Het lijkt ‘just another day at the office’. Wat leven we toch in een gezegend landje.

JAAP VAN DEURZEN