Ik heb ‘Het Grote Stopverfboek’ teruggevonden op zolder! Ach nee, hoor ik u zeggen, het is gebeurd, de man is aan het ijlen. Het vervloekte virus knaagt aan zijn brein. Mispoes, ik ben helemaal in de wolken.
‘Het Grote Stopverfboek’ is mijn favoriete fotoalbum. Het staat vol komische prenten van mensen die dertig jaar geleden de moeite namen om mijn oudste zoon Tim te voederen. Hij was toen nog een adorabel manneke met hoogblond haar en felblauwe ogen. Schijn bedriegt.
Ik was het album uit het oog verloren. Maar toen kwam die pandemie en Blond zag haar kans schoon. Als Attila de Hun begon ze aan een grote huishoudelijke schoonmaakbeurt. U kent het gezegde: ‘Waar Attila is langsgekomen groeit geen gras meer!’ In ons geval hebben we het dan over overtollige huisraad. De zolder werd tot vijandig gebied verklaard, vooral daar wilde de blonde Hun haar slag slaan.
De plek was een losplaats geworden van allerlei zaken die IK niet weg kón of wilde gooien. Op straffe van zestig zweepslagen of vierendeling stuurde de ‘Gesel Gods’ me naar boven om orde op zaken te stellen, voordat de ratten er definitief hun domicilie zouden vestigen. (“Al je commerciële opdrachten zijn toch geannuleerd, je hebt nu even de tijd!”) Met tegenzin ging ik aan de slag en toen vond ik “Het Grote Stopverfboek.”
Zoon senior was als peuter vrijgevig van aard en spaarde voedsel uit eigen mond ten faveure van derden. Zijn voedsters mochten allemaal mee-eten uit zijn trog. Dat was natuurlijk goed bedoeld, ware het niet dat hij de hapjes wel eerst even vóór wilde kauwen. Voor velen ging die vorm van filantropie te ver.
De variétévoorstelling begon zodra de man zelf verzadigd was. Afhankelijk van zijn bui sproeide hij het voedsel, dat in die fase nog in zijn mond werd gepropt, als een tuinsproeier weer retour. ‘Prakje pletten’ was een alternatief om aan te geven dat hij vol zat. Met een verpletterende slag belandden zijn vuisten in de voederbak. Maar op sommige dagen kreeg zijn altruïsme de bovenhand en perste hij de overtollige prak in één lang lint naar buiten voor hergebruik. Het leek dan alsof zijn tantes met een king-size tube op schoot zaten.
Met van menslievendheid glanzende ogen bood hij de dames vervolgens vochtige klodders voedsel aan. Dat bestond uit een mix van Ligakaak, yoghurt en een trits ondefinieerbare kleutergranen. Het was een volstrekt onsmakelijk mengsel dat we ‘Tim’s stopverf’ noemden. Voelt u hem aankomen? Behulpzaam bracht hij de doorweekte brokken naar de mond van zijn weldoeners.
“Doe het poortje maar open,” gonsde de echo van ons voeder-ritueel door zijn hoofd. Maar de poortjes bleven dicht. “Wat doe je nou, vuil kreng?’ siste het bezoek een octaaf minder kindvriendelijk als hij insisteerde.
Zoonlief zat namelijk met een dilemma. Even tevoren was hém het voedsel als hemels manna voorgeschoteld, nu bleef het voor potdichte ‘poorten’ hangen? Wie nam nou wie in de maling? Zijn reactie was tweeledig. Soms besloot hij om de weke deegbal achteloos tegen het huiselijke decor te werpen. Op andere dagen volharde hij in zijn streven om het mondiale voedselprobleem op te lossen. Onder het motto: ‘Nee, wij verspillen geen voedsel,’ probeerde hij zijn donatie dwars door het kunstgebitje van de dienstdoende tante te proppen. Zie daar de geboorte van:
‘Het Grote Stopverfboek.’
Voordat ik ingreep en hem fysiek verwijderde van de schoot van de vrouwen fotografeerde ik heimelijk de heftige taferelen. De stakkers zaten dan al met grote klodders druipend deeg rond hun mond. Hoe heftiger zij zich verzetten hoe meer lol hij erin kreeg om die koppen helemaal vol te plamuren. Het leek of de slachtoffers van een middagje veldrijden op een modderig parcours in de Peel waren teruggekomen. Ze namen na het voederen ook altijd snel de benen.
Op donkere dagen bladerden we ’s avonds: ‘Het Grote Stopverfboek’ door en lagen kreupel van het lachen. Heel gemeen natuurlijk, maar er is nu eenmaal geen groter vermaak dan leedvermaak. Sorry, tantetjes!
JAAP VAN DEURZEN