Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

Invasie & Bevrijding

apr 18, 2021

And the winner is: Moderna! Het vaccin zit erin! Locatie: linksboven in de arm. Ik wil uit louter balorigheid het mondmasker van een verkeersregelaar afrukken en hem vol op zijn bek zoenen. “Jochie, van mij heb jij niks meer te vrezen,” wil ik hem triomfantelijk toeschreeuwen. 

Het mRNA-vaccin laat er geen gras over groeien en gaat gelijk aan de slag met het aanmaken van spike-eiwitten. De afweercellen in mijn corpus, die fungeren als de Pretoriaanse garde van mijn goddelijke lichaam, schrikken zich het apenlazerus. Ze beginnen als een malle antistoffen aan te maken. Ik voel dat er een episch gevecht gaande is in mijn lijf. Na vier uur ben ik kapot. Uitgeput strompel ik de woonkamer in en wijs als een blij ei op het minuscule pleistertje op mijn bovenarm. Blond ziet grauw van jaloezie, want die is als de dood voor covid19 maar ze is nog niet aan de beurt voor de bevrijdende prik.

Het wonder is voltrokken in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Ik meld me bij een vriendelijke reus in een blauw hesje die het prikcircus bewaakt. “Bent u patiënt of verpleegkundige?” vraagt hij vriendelijk. ”Geen van beiden,” biecht ik op. “Oh?” zegt hij verbaasd en kijkt me van onder tot boven aan alsof hij een verzwegen mankement probeert te traceren. Genadig wijst hij naar een leren bank waar nummer zes op staat. “Het is de bedoeling dat u steeds een plek opschuift totdat u naar binnen mag,” vonnist hij. Een bizarre stoelendans begint. Tegenover me zit een roedel witgejaste verpleegkundigen die een vaccin mee komt prikken. 

Het moment is daar, ik stap de arena in. Op de grond zijn blauwe plastic cirkels geplakt. Ze doen me denken aan zo’n meanderend, stenen looppad in een Japanse vijver. Langs de muren zijn hokjes ingericht die zijn afgesloten met een wit gordijn. In een hoek zit een batterij verpleegkundigen met mondkapjes op aan een tafel. Zwijgend steken ze injectienaalden in flesjes en zuigen het vaccin eruit. De gevulde spuiten worden op een dienblad gelegd.

Het lijkt op een beeld uit de angstaanjagende science fiction film Soylent Green uit 1973.  Ik heb de film meer dan veertig jaar geleden gezien en ik ben hem nooit meer vergeten. Het verhaal speelt zich af in 2022! (O jee, daar gaan we!) De aarde is overbevolkt en zwaar vervuild. Verse groente, vlees en vis zijn alleen beschikbaar voor de elite. De rest van het ploeterende plebs voedt zich met gortdroge sojacrackers. De nieuwste voedselrage biedt wellicht uitkomst: Soylent Green. Het nieuwe voedsel komt helaas te laat voor de ouden van dagen, die de maximaal toegestane leeftijd hebben bereikt. De oudjes, die over de houdbaarheidsdatum heen zijn, krijgen, na een laatste fatsoenlijke maaltijd, een dodelijke injectie. Hun stoffelijke overschotten worden daarna vermalen tot…..Soylent Green.

Plotseling wordt het gordijn weggeschoven. Ik schrik me te pletter. Ik ben aan de beurt. Mijn hart zit in m’n strot. Mijn einde is nabij. Ik stap in een ruimte ter grootte van een stemhokje. “Ik ben Simon,” lispelt een sympathieke slungel van een jaar of vijfentwintig. Vanachter een plastic spatglas steekt hij de naald in mijn linker bovenarm. Ik voel het vaccin in mijn lichaam sijpelen. Simon gaat zitten en vult mijn vaccinatiepas in. “Uw pas naar de vrijheid, meneer,” zegt hij en gluurt me glunderend aan over zijn bril. Bofferd, lijken zijn pretoogjes te zeggen, jij wel!

Ik loop naar de volgende ruimte waar zo’n vijftig genummerde stoelen in Noord-Koreaanse slagorde staan opgesteld. “Nummer acht,” roept een strenge akela en wijst met haar vinger naar mijn zitplaats. Hier moet ik een kwartier wachten tot het vaccin is bezonken. De hoop is dat ik in die tijd niet de geest geef of rochelend aan een Indianendans begin. Wee je gebeente als je voortijds wil wegglippen. De blonde Cerberus werpt waarschijnlijk een roestige injectienaald in je rug. “Nummer acht mag er vandoor!” klinkt het verlossende woord.

“Zullen we een rondje Weesp doen?” vraagt Blond vals bij wijze van vergelding. Vijf kilometer lopen; ik kan haar wel schieten. Lamlendig hijs ik me op uit mijn luie stoel. Het is alsof ik mijn logge lichaam voortbeweeg op twee stroeve, stalen rupsbanden. “Borrel? Moderna-man!” vraagt ze als we thuiskomen: “Proost! Op het leven!”

JAAP VAN DEURZEN