Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

Knie & Prothese

nov 29, 2020

Het moment is daar, ik kom uit de kast. Ik ben officieel toegetreden tot de Orde van Aftandse Knarren. (OAK) Sinds kort heb ik namelijk een knieprothese en daar kijken ze in die club niet van op. Weespers staren me stomverbaasd aan. De afgelopen maanden hebben ze gezien hoe ik dagelijks mijn goddelijke lichaam op een racefiets heb gehesen om over ’s Heeren wegen zo’n drieduizend kilometer af te leggen.   

Wat ze niet gezien hebben is dat de antieke zuilen onder mijn Olympische torso aan het eroderen zijn. Het gaat dan niet zozeer over mijn dijen of kuiten, want daar kun je kokosnoten op stuk slaan. Nee, het mankement zit in de scharnierende delen. Een röntgenfoto wijst uit dat mijn meniscussen min of meer zijn verpulverd. Die ó zo belangrijke stootbuffers tussen dij -en scheenbeen liggen erbij als korrels in een kattenbak. De botten ketsen bij elke stap feestelijk op elkaar. Dat loopt niet prettig.  Zet u schrap, wat volgt is een regelrechte orthopedische thriller, die u niet mag missen. 

“U bent uitbehandeld,” luidt het vonnis van mijn sympathieke orthopeed. “De enige optie is een nieuw kniegewricht.” Hij zegt het op een toon alsof het gaat om de aanschaf van een doos Meccano. Hij raadt me aan om naar een animatiefilmpje op Youtube te kijken over hoe zo’n knieprothese-operatie in zijn werk gaat. Het lijkt alsof ik in een virtueel abattoir terecht ben gekomen. De botsplinters spatten van het scherm.  Ik zie een open gezaagd kniegewricht waar een beul een mal overheen legt. Zo kan hij uitrekenen hoeveel bot er weggezaagd moet worden om daarna het kunstgewricht te kunnen plaatsen. De knieschijf is als een hockey puck opzijgeschoven. 

De uiteinden van het dij- en scheenbeenbot worden afgezaagd. Het piepende geluid van de chirurgische zaag vergeet ik nooit meer. Vanuit het niets verschijnt een drilboor die gaten boort in de botdelen waar straks het kniegewricht in wordt gemetseld. Ik ga onderuit. Toch wil ik, ondanks de getoonde slachtpartij, wel van die snerpende pijn af bij het lopen, dus ik zeg JA! En wat blijkt? De mens is maakbaar! Wilt u bolle borsten, een penis verlenging, of nieuwe knieën, roept u maar, alles is mogelijk.  

“U gaat lekker even slapen,” lispelt de anesthesist met een glazen oog en drukt een masker op mijn gezicht. Ik val in de klamme omhelzing van Morpheus. Na vijf kwartier is de operatie voorbij. Ik ben de trotse bezitter van een kunstknie. Mijn linker kniegewricht bestaat nu uit hoogwaardig Duits staal. Een ‘knietje’ geven wordt in mijn geval een levensgevaarlijk delict. 

Van dat metaal maakten ze vroeger houwitsers van het type ‘Dikke Bertha’. Het kanon werd vernoemd naar Bertha Krupp uit de almachtige Duitse dynastie. De Krupps waren Europa’s grootste wapenleveranciers. Op internet zoek ik een foto van haar op en twijfel over de bijnaam, zo dik is ze niet. Ik denk wel dat als je strenge Bertha aan het hoofd van een divisie Hunnen had gezet, je tijdens de Eerste Wereldoorlog geen houwitsers meer nodig had gehad. De Fransen waren vanzelf gillend de Vogezen ingevlucht. Maar goed, ik dwaal af.

À propos bijnamen, Blond noemt me nu liefkozend ‘Archie,’ naar de legendarische stripfiguur ‘de man van staal’ uit de jaren zestig. Ik zal op Schiphol voorzichtig moeten manoeuvreren als ik door de securityscan wandel. Alle alarmbellen gaan af met die hoeveelheid metaal in mijn knie. Ik ben straks omringd door een roedel zwaarbewapende marechaussees. Ze zullen automatische geweren op mij richten en bevelen schreeuwen. In boze dromen zie ik mezelf wanhopig wapperen met mijn ‘Implantaat Paspoort Knieprothese’ dat ik van de kliniek heb meegekregen. Daar schijnen ze op Schiphol weinig fiducie in te hebben. Veiligheid eerst, meekomen mannetje, we gaan u even strippen! Laat die broek maar zakken!   

Maar zover is het nog niet. Ik moet eerst revalideren. Volgens de specialist ben ik over vijf weken weer helemaal het mannetje. Maar dat beschouw ik vooralsnog als een utopie. Ik strompel als een kreupele krotenkoker op krukken door het pand. Opgeven is geen optie. Ik sluit me daarom aan bij de legendarische woorden van de Oostenrijkse vleesklomp Arnold Schwarzenegger in zijn rol als de Terminator. Wankelend op mijn krukken krijs ik strijdlustig tegen Blond: “I’ll be back!”

JAAP VAN DEURZEN