“Jongens, jullie lijf is een tempel die je met veel respect moet behandelen”, doceert onze godsdienstonderwijzeres. Ik ben elf en zit in een schoolklas met louter jongetjes. “Ons lichaam is zó belangrijk, zo’n sterk lijf is een hemels cadeautje! Je kunt ermee hollen, klimmen en fietsen,” jubelt juf en glimlacht gelukzalig.
“Je kunt er ook wat anders mee!” gniffelt Henkie en laat zijn rechterwijsvinger ritmisch in het rondje van zijn linkerduim-en wijsvinger glijden. Ik woon tussen tuig van de richel in een Rotterdamse achterbuurt. Op seksueel vlak zijn we vroegwijs. Godsdienstles is niet aan ons besteed. Mijn ‘tempel’ staat op mijn elfde wel als een huis. Een halve eeuw later wordt er betonrot ontdekt in de scharnierende delen, beide meniscussen zijn verpulverd.
‘Die ó zo belangrijke stootbuffers tussen dij -en scheenbeen liggen erbij als korrels in een kattenbak. De botten ketsen bij elke stap feestelijk op elkaar,’ schrijf ik ietwat cynisch.
Mijn linker kniegewricht bestaat inmiddels uit hoogwaardig Duits staal. Lang leve Bertha Krupp! “Maar dan ben je er nog niet, hoor”, roept mijn fysiotherapeut. “Je moet de dijbeenspieren echt heel goed blijven trainen.” Twee keer per week sleep ik me met de moed der wanhoop naar een lokaal sportschooltje. Ik ben er in de daluren en sport er met lotgenoten die ook in bouwvallige ‘tempels’ bivakkeren. Een killerbody zal ik nooit meer krijgen, maar ik doe mijn best.
Het is nu eenmaal een waarheid als een koe: Van leven ga je dood. Natuurlijk zijn er pretpillen en seksspillen maar de ultieme anti-verouderingspil bestaat niet. En die zal er volgens experts ook nooit komen. Commerciële, gladde glibbers die wat anders beweren en de markt overspoelen met wonderpoeders en tover-crèmes verkopen een broodje-aap verhaal. Daarom train ik dapper door en houd soms mijn hart vast als ik om me heen kijk. Op een dag wordt een bejaard Chinees mannetje als een pindarotsje van de lopende band gekatapulteerd en rolt over de grond. “Ik moet naar de wc’, liegt hij vlot en rent weg.
“Dat is nog eens een échte poepchinees,’ tettert Theo denigrerend. Hij is doof en schijndood en werkt op een crosstrainer aan zijn volgende hartaanval. Hij draagt lange kniekousen met een visgraatmotief. “Ik ben al dertig calorieën kwijt!’ kraait Carla op een hometrainer tegen Hanna. Ze hebben net een kwartier staan babbelen bij de buikbank. Ik kan wel janken. Was ik maar geboren in een ‘blauwe zone’, dan had ik al dat gehannes met die apparaten niet nodig.
De term ‘blauwe zone’ is uitgevonden door de demografen Gianni Pes en Michel Poulain. Elke keer als ze een regio vinden met een hoge concentratie 100-jarigen zetten ze een blauwe stip op de kaart. Wereldwijd zijn er maar een handjevol ‘blauwe zones’. Italië heeft er twee, één op het eiland Sardinië en één in het kustdorpje Acciaroli in Zuid-Italië. Blond en ik komen er tijdens onze vakantie in Campanië bij toeval doorheen en weten van niks. Even denken we dat we in een openluchtbejaardenhuis zijn beland. Eén op de tien dorpelingen in Acciaroli wordt namelijk ouder dan 100 jaar en ze zijn kerngezond. Goed, de oudjes hebben vaak geen tand meer in hun mond en hun ledematen kraken als geroeste wagondeuren, maar ze vergeten simpelweg om te sterven. Zo stiefelt Stefano (98) nog elke dag als een klipgeit de berg op om van het schitterende uitzicht over zee te genieten. “Zullen we verhuizen?” vraagt Blond hoopvol.
“Wat is jullie geheim?” is de clichévraag van wetenschappers en journalisten. “Heel hard werken en gezond eten, maar niet te veel,” is het ingesleten antwoord. De Italianen zijn zo’n beetje de uitvinders van het mediterrane dieet en eten veel groenten, fruit en vis. Stress is hier een verwaarloosbare factor. Verouderingswetenschapper David van Bodegom, die onderzoek deed in Acciaroli, beaamt de stelling van de oude knarren: “Om gezond oud te worden is één van de belangrijkste eigenschappen dat je in staat bent om maat te houden.”
Nou, schrijf mij dan maar af, want maathouden is niet echt mijn beste eigenschap. ‘Maatjes’ éten wel! Die laat ik zwemmen in een kuip korenwijn, dus dat schiet ook niet op. Het vriendelijke, ontlaste Chineesje stapt lachend op me af en zegt: “Valt niet mee, hè Jaap, oud worden?”
JAAP VAN DEURZEN