Het is dinsdagochtend. Onder de grote Sint-Laurenskerk in Weesp staan de marktkramen opgesteld. Ik sta bij de aardappelboer voor mijn wekelijkse portie piepers en mijn potje prietpraat over Ajax-Feyenoord. De man voor mij bestelt vier kilo grote patatknollen. Hij is onopvallend gekleed in een dik groen winterjack. In zijn rechteroor heeft hij een levensgroot oorlel-dekkend plaatje met een onleesbare tekst erop. ‘Zo, u gaat lekker patatjes eten vanavond?’ vraag ik goedgemutst als de immer lachende gulden die ik ben. Dat heb ik geweten.
‘Ja, dat moet u echt eens proberen. Gewoon die aardappelen in patatreepjes snijden en dan drie kwartier in de oven bakken op vetvrij papier. Op tweehonderd graden. Niet voorkoken, hè! U kunt er ook een heel klein beetje olijfolie bij doen, maar dat doe ik zelf nooit. U weet niet wat u proeft. Ik eet ze al jaren zo. Heerlijk! Ik doe alles zelf. Mij zie je niet meer in de supermarkt voor voorgebakken patat, da’s niet te betalen, joh. Ik haal ook mijn melk bij de boer. Hij noemt het rauwe melk, maar dat vind ik niet lekker klinken. Vlees is rauw, maar melk is gewoon vers. Zo uit de uier, meneer. Ze verkopen het in melkflessen. Weet je wel, in die ouderwetse literflessen van vroeger. Die kun je gewoon weer inleveren. Ik wil geen melk in die smerige kartonnen pakken, daar krijg je allemaal plastic deeltjes van in je lijf. Verse melk is lekkerder en gezonder. En ongepasteuriseerd! Ze zeggen wel dat ik de melk moet koken, maar dat doe ik nooit. Ik drink hem gewoon direct uit de koe. Die supermarkshit is echt troep, daar moet je gelijk mee stoppen. Ik doe alles zelf. Van de room maak ik mijn eigen boter, dat is zo lekker! In die melkfabrieken trekken ze die melk helemaal uit elkaar. Daarna gooien ze er allerlei stofjes in om hem langer te bewaren. Die pakken melk gaan verdomme mee tot sint-juttemis. Dat is toch niet normaal? Kotsmisselijk word ik ervan. Je wordt besodemieterd waar je bij staat. Mij niet gezien. Wist je dat ze van de troep die overblijft magere melk maken? Dan ga je toch helemaal over je nek, of niet? Ik doe alles zelf, meneer. Ik heb de tv ook het huis uitgedaan. Wat moet ik met al die ellende? Oorlog hier, oorlog daar, quizje zus, quizje zo. Ik ben dat zó zat, meneer. Weg ermee. Rust in de tent.’ ‘Heb je ook gelijk je vrouw bij het grofvuil gezet?’ vraagt de aardappelboer met guitige oogjes en Amsterdams accent.
“Ja, die is gelukkig al in 2007 pleitte gegaan. Ik heb er twee dochters mee gemaakt maar ik heb ze alle drie nooit meer gezien.’ Ik knik begrijpend. ‘Lekker rustig, joh, ik kan alles zelf.’ ‘Het is misschien ook wel goedkoper,’ zegt de aardappelboer en kijkt even somber voor zich uit. Ik zie hem lijden als hij zegt: ‘Mijn vrouw en m’n dochter willen weer skiën in februari. Weet je wat dát kost? Ben je voor een weekje Oostenrijk een paar ruggen kwijt met zijn drieën.’
‘Ach jeetje, skiën. Aan die waanzin doe ik al helemaal niet mee. Nooit gedaan. Ik kijk wel uit. Ik ga een beetje mijn poten breken op die gladde sneeuw,’ zegt het lachebekje verontwaardigd. De man heeft een rommelig gebit. Opeens schiet er een ondefinieerbaar etensrestje uit zijn tanden en belandt op mijn wang. Waarschijnlijk is het een stukje zelfgebakken brood. Ik heb zo’n zin om weg te racen op mijn fiets. Maar de man is nog niet klaar met zijn acute aanval van verbale diarree. Ik ben nu eenmaal zijn luisterend oor en biechtvader van dienst.
‘Ik was vroeger vrachtwagenchauffeur, meneer, maar daar ben ik mee gestopt. Pijn in mijn reet, pijn in mijn rug. Niet meer te houden, joh. Ik heb nou een uitkering. Dat is natuurlijk geen vetpot, maar ik kan me er mee redden. Ik heb natuurlijk niet veel nodig. Ik doe alles zelf.’ Ik zwaai mijn been resoluut over het zadel. “Ik kan je die patat echt aanraden, hè!’ hoor ik zijn stem tegen mijn rug.
JAAP VAN DEURZEN