Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

Alles doet het nog

dec 9, 2019

Zullen we dan maar beginnen aan de kroniek van de aangekondigde dood?” vraagt cardioloog Jacques W. droogjes met twinkelende oogjes. Hij houdt een scanner tegen mijn halsslagader en beweegt die op en neer. Ik schrik me te pletter, maar zie in mijn ooghoek dat hij me zit op te naaien. Daar moet het rampen verslaggevertje maar tegen kunnen, hahaha.. Op het scherm zie ik de dwarsdoorsnee van mijn arterie carotis communis, oftewel mijn halsslagader. Die loopt vanaf mijn hoofd tot aan mijn borst en voorziet mijn hersenpan van feestelijk, zuurstofrijk bloed. 

“U bent een Bourgondiër,” grinnikt de sympathieke specialist. Ik heb net bijna mijn hart opgeblazen tijdens een inspanningsonderzoek. Bij het fietsen pers ik er 240 Watt uit.  Ik scoor 160%. Hoezee! De cardioloog knikt minzaam en een tikkeltje jaloers.

Ik ben bezig met een ‘full body scan,’ een soort APK voor mijn corpus.

Dat is een preventief onderzoek waarbij je eventuele mankementen onder de motorkap van de menselijke machine kunt ontdekken. Het zal waarschijnlijk wel een gevalletje monumentenzorg worden, denk ik vooraf. Ik heb niet echt een positief zelfbeeld.

Vrouwlief Blond heeft me ook gewaarschuwd. ”Zo’n onderzoek is een momentopname!” Ze heeft gelijk. Het beeld kan over een maand totaal anders zijn. 

“Over mijn lijk!” kermt het kreng, als ik haar vraag of ze ook zo’n onderzoek wil. 

Regelmatig trekt ze een sprintje tijdens onze Weesper wandelingen. Binnen een mum van tijd kijk ik dan naar het steeds kleiner wordende achterwerk van een menselijke panter. Die blonde mankeert helemaal niks. Afgezien van wat krakende knieën is er met mij ook niets aan de hand, maar ik ben nu eenmaal nieuwsgierig geboren. De leus op de website van de organisatie vind ik ook wel opbeurend: “Voor iedereen die waarde hecht aan het leven en zichzelf een lang leven gunt!’ Laat dat nou mijn lijfspreuk zijn. Vooruit met de geit, ik doe het!

Als een overvette rollade word ik het scan apparaat ingeschoven. Op de meegeleverde koptelefoon klinkt opeens een lied van Gerard Joling. Ik wil gelijk de schacht omtoveren tot een lanceerbuis. Ik wil er uit! Maar dat kan niet. Ik voel me een komkommer in plastic folie. Mijn god! Dit is Topper tortuur. 

Drie kwartier krijg ik de tijd om in de bulderende, benauwde buis te mijmeren. Ik zie mezelf terug als jochie in de Rotterdamse arbeiderswijk Feyenoord. 

Ik ben een broodmagere gratenbaal en word tijdens straatruzies wel “bleke teringhond, of magere doodskop” genoemd. Rotterdammers zijn kampioen bijnamen verzinnen. Als een feniks verrijs ik rond mijn vijftiende uit de as en ga daarna als een Adonis door het leven. 

Die tijd lijkt voorbij, blijkt uit de MRI scan. Als Jules Verne reis ik naar het middelpunt van mijn corpus. Op een groot scherm zie ik de zompige toendra binnenin mijn lichaam. De longen, de nieren en het hart functioneren prima. “Ik zie geen tumoren,” zegt de specialist terloops, alsof hij het over strooigoed heeft.

De lever hangt er weliswaar bij als een oude, opgeblazen bokshandschoen, maar is volgens de arts nog niet knock out. Pfff.  

Zijn cursor wringt zich in alle vochtige krochten en slijmerige spelonken van mijn lichaam. Ik eet die dag geen haring meer. Na een eindeloze speurtocht komt het verrassende vonnis: “Ik zie niks afwijkends! Ik zou wel tien kilo afvallen als ik u was,” zegt hij bij wijze van natrap. Jubelend kom ik thuis en drink borrels met Blond en zing: “Levertje, levertje, leef je nog? ieja, deeja.” Ze is blij voor mij. Maar na de spruitjes vraagt ze toch even voor de zekerheid waar alle verzekeringspolissen liggen. Ach, moet kunnen, liefde is ook vooruitzien….