“Ik wil een nieuwe badkamer!” Vrouwlief (ik noem haar Blondje) zegt het terloops. Alsof het om de aanschaf van een bundel bosuien gaat. “Hoe bedoel je? Wat is er mis met…”, begin ik. Maar dat is een achterhoedegevecht. Het is een oekaze.
Ik hou van Blondje. Dus stap ik in de wondere wereld van keramische badmeubels, inloopdouchewanden en handdoekladders – en word tureluurs. Ik voel me verloren in hallen op troosteloze industrieterreinen waar je met gemak zes Boeing 747’s kunt parkeren en ruimte overhoudt voor een popconcert
“We zijn op zoek naar tegels”, beginnen we monter bij gigant nummer één. De man heeft de uitstraling van een vermoeide makreel. “Ja, zo werkt dat niet, u moet een afspraak maken. Zetten we alles even op een rijtje”, zucht hij, en hij leest verder in het plaatselijke sufferdje. Exit gigant één.
Op naar de Zaanstreek. Onze Teutoonse oosterburen blijken de ultieme grootmeesters van de sanitaire sector. Dit is de speeltuin van Dick. Dick is onze buurman en badkamerbouwer. Wij houden van Dick. Met satanisch genoegen heeft hij de ingewanden van onze oude badkamer blootgelegd. Dat moet, omdat op de plek van de douche straks de wc komt. Dick geeft me een lesje in het bypassen van afvoerleidingen. Zonder die omleiding spuit straks ons afval tegen de luxe inloopdouchewand met paalconstructie. Dat wil je niet.
We gaan op jacht naar een wc. “Ik zal u de Laufen laten zien”, jubelt een verkoper. Hij heeft zojuist een cursus van dat merk afgerond, en dat zullen we weten. Bijna sensueel steekt hij zijn hand in de gleuf onder de toiletrand. “Voel eens?” Onwennig tasten mijn vingers de blanke bolle buik van de pot af.
Dan lepelt hij de halve Laufen-cursus op. “Dit is de kleinere versie”, zegt hij onvermoeibaar en licht het deksel van een mini-Laufen op. Op de bodem van de pot ligt een ingedroogd plasje. Net een kommetje crème caramel. “Kinderen!” lacht de verkoper. “Voor peuters is het gewoon een wc, hè? Sommigen komen met de broek omlaag naar hun ouders. Ik ben klaar, roepen ze dan. Lopen, hoor je die ouders dan tegen elkaar gillen. Laufen!”
Ik maak al 27 jaar televisieminiatuurtjes. Voor sommige mensen hoor je dan zo’n beetje bij het meubilair. Je bent zogenaamde HH’er, een ‘herkenbaar hoofd’. Algauw ben ik het lijdend voorwerp van de ene na de andere sanitaire selfie. De wc-brillen staan op de smartphoneplaatjes als een aureool boven mijn hoofd.
Voor ik het besef, heb ik twee Laufens gekocht. En na die po-potpourri volgt een martelgang langs zesduizend badmeubels. Na drie uur zoeken, vergelijken en ploeteren reken ik 1200 euro af. Ik besef dat ik nog maar net ben begonnen. De winderige parkeerplaats voelt aan als een startbaan naar de vrijheid.
Dit nooit meer, beloof ik mezelf. Dat kan en moet kleinschaliger. Via internet komen we bij toeval uit bij een winkeltje in Amersfoort. Het blijkt een sanitair Shangri-La. De zaak is van de sympathieke broers Gertjan en Peter. Tweehonderd kilo gesportschoold spierstaal in rafelige T-shirts. Type no-nonsense, gepokt en gemazeld in de sanitaire branche
Gertjan fabriceert aan de hand van Dicks tekening een filmpje van onze toekomstige badkamer. Plotsklaps wordt alles visueel. Het is af. Op het scherm dan. We maken een rondgang en krijgen een minicollege over de merites van gezaagde en ongezaagde tegels. Dick bloeit op en zegt op fluistertoon: “Dit zijn wel mooie spullen hoor.”
Zijn streepsnor prikt tegen mijn oorlelletje. Ik zie de virtuele teller oplopen. “Het is maar geld!” blaat Blondje tegen mijn andere lelletje. “En het is de laatste keer!” velt ze het ultieme vonnis. Ik hoor de valbijl van de ouderdom naar beneden suizen.
De broers weten van wanten en toveren op papier de ideale badkamer te voorschijn. De tonen van de Badkamer Blues vervagen.