Het is een zonnige, frisse ochtend in onze mooie vestingstad Weesp. Ik rol in mijn hybride automobiel langs de Vecht de stad uit. Het is ongeveer half negen. Opeens gebeurt het. Uit het niets duikt plotseling een grote horde bakfietsen op. De laadbakken zitten volgepropt met helblonde, arische kindertjes. Ik denk direct aan de film: The Invasion of the Bodysnatchers, de legendarische sciencefictionfilm uit 1956, onder regie van Don Siegel. Dat verhaal gaat over een invasie van vreemdsoortige zaden die uit de ruimte op de aarde neervallen. Van lieverlee muteren die in vijandige mensenklonen. De oorspronkelijke bewoners schrikken zich het leplazerus en proberen te vluchten, maar ze worden besprongen door de nieuwkomers. Er is geen ontkomen aan. Weesp lijkt nu ook te worden ingenomen door zo’n futuristische bende aliens.
De lompe bakken schieten als misvormde mollen uit de grond. Ze hebben galactische namen als Urban Arrow, Makki, Babboe, Carqon en Johnny Loco E-cargo Dutch Delight. De elektrisch aangedreven monsters worden bestuurd door milieubewuste, goedbedoelende dertigers. Die hebben het noordelijke deel van de stad gekoloniseerd. In de bakken zitten de verkleumde kleuters wezenloos voor zich uit te staren. De bestuurders hebben haast. De kids moeten naar school of naar de crèche.
De nieuwbakken brugwachter Michel Le. M. is in het brugwachtershuisje aan de Vecht van schrik onder zijn bureau gedoken en bekijkt met kogelronde ogen de aanstormende motorbende. Zijn neus rust op het dekblad. Ineens begrijp ik de bijnaam die hij ooit heeft gekregen: De Neus. Kwade tongen beweren dat hij zijn eigen brug zal moeten ophalen als hij ooit zwemmend op zijn rug vanaf de Vecht de Kom in komt drijven. Zelf vind ik dat erg overdreven. Maar mijn sympathieke gabber zit er niet mee.
Kijkend naar de bakfietsen, moet ik opeens denken aan Schele Harry, onze lorrenboer uit Rotterdam-Zuid. Hij is vernoemd naar de zanger Harry Belafonte en is de zoon van Blonde Annie en Loense Leo. Die oogafwijking schijnt een familietrekje te zijn. Het is wat je noemt een sociaal zwak gezin. Harry groeit op voor galg en rad. Op latere leeftijd rijdt hij op een logge bakfiets door onze volkswijk en schreeuwt op hoge toon: ‘Lorre!’ Op goeie dagen is zijn bak gevuld met zware zakken vol met oude kleding. Hij moet op de trappers gaan staan om vooruit te komen. Hij heeft nu eenmaal geen elektrische fiets met een 500 watt Bosch Performance motor zoals de bakmodelletjes anno 2023 hebben. Die zijn voorzien van een Enviola naaf, onderhoudsvrije riemaandrijving en schijfremmen. Je tikt er duizenden euro’s voor af.
Wat vervoersmiddelen betreft, leven we in vreemde tijden. Soms zien we aan de overkant van de gracht een reus van een man op een piepklein elektrisch aangedreven stepje vliegensvlug voorbijschieten. Dat ding gaat sneller dan de brandweer. Opgeschoten pubers rijden op zware fietsen met solide accu’s, die je eigenlijk geen fietsen meer mag noemen maar brommers. Brave New World!
Maar de meest markante voertuigen blijven toch die multifunctionele bakfietsen. Je kunt er je kind mee naar school brengen maar ook je oma in begraven. Natuurlijk kun je er de boodschappen mee doen. Van de week sta ik bij de Appie en parkeert een jonge vrouw haar Babboe pontificaal voor de deur van de grootgrutter. Ze plukt twee engelachtige meisjes van een jaar of vier aan hun armpjes onder drie kratten Hertog Jan bier vandaan. Tot mijn stomme verbazing springt er daarna ook nog een volwassen poedel uit die bak. Hoeveel kuub kun je in zo’n ding kwijt?
Een oudere man stapt van zijn fiets en kijkt verward om zich heen. In militaire slagorde staan er nog zes gemotoriseerde bakfietsen voor de supermarkt opgesteld. Hij schudt moedeloos zijn hoofd. Opeens is hij het zat en stapt op de vrouw af en vraagt op agressieve toon: ‘En waar denkt mevrouwtje dat ik míj́n fiets nu neer kan zetten?’ Ik zie de vrouw vertwijfeld om zich heen kijken en zegt: ‘Ik weet het ook niet, meneer, het is wel een zooitje vandaag, hè, er staan hier zóveel fietsen. Ik zou niet weten waar ik dat bakbeest moet laten. Er is veel te weinig plek. Maar ik ben snel weer terug, oké?’ Haar poedel plast intussen tegen een geparkeerde fiets. ‘U kunt hem hier wel neerzetten, meneer, ik ga weg,’ zegt een man die met een volle boodschappentas uit de buurtsuper is gekomen. Een vooralsnog onschuldig relletje wordt in de kiem gesmoord.
Toch hoor je het soms heel stilletjes gonzen in de krochten van de lokale kroegen. Bozige mensen sissen dan dat nieuwe, onheilspellende scheldwoord: ‘Bakfietsmaffia….’
JAAP VAN DEURZEN