Laten we qua humor even beginnen met het goede nieuws. Van de week krijg ik deze mail:
Groeten mijn liefste! Ik ben mevrouw Mary Smith uit Canada, ik bied u een aanbod van zestien miljoen, achthonderdduizend dollar ($16.800.000) dat ik van plan ben te gebruiken voor liefdadigheid in uw land. Reageer alstublieft als u geïnteresseerd bent, zodat ik u meer details kan geven, blijf gezegend.
Ondanks de kromme Nederlandse zinnen dansen Blond en ik van blijdschap een horlepiepje in de woonkamer en doen we een ‘Sywertje’. “Nooit meer geldzorgen! We worden gillend rijk!” Die hitsige Bloody Mary weet van wanten. Want dit is geen fooi. Deze tsunami van dollarbiljetten is van harte welkom in huize Van Deurzen. In het schriftje, waar we onze schamele, onbetaalbare boodschapjes voor de Appie in krabbelen, rekenen we direct uit wie wat krijgt.
“Er gaat acht miljoen naar de Nederlandse Brandwonden Stichting en acht miljoen naar War Child!” jubelen we in koor. “De achthonderdduizend dollars die overblijven laten we nog even aan ons strijkstokje hangen, Blond,” hijg ik hysterisch. “Niets menselijks is ons vreemd, toch?” fluister ik op een samenzweerderig toontje. Ze kijkt me boos en verbaasd aan. Die Blonde heeft helemaal niks met geld.
“Nou vooruit dan, we doen nog een tonnetje voor de voedselbank in Weesp en twee ton gaat naar Oekraïne. Niet om wapens te kopen, maar om een lading zakdoekjes in te slaan voor het huilen. ” Met plaatsvervangende schaamte zie ik hoe Volodymyr Zelensky voor het oog van de wereld wordt vernederd door The Donald. Het maakt me niet uit hoe iemand er in staat, wél hulp, géén hulp, vóór Poetin, tégen Poetin, maar dit was een schandalige, diplomatieke schoffering. We zien de Oekraïense kabouter in elkaar krimpen in Trumps’ ovale kantoor. “Weet je wat, we maken die resterende acht ton over aan de Oekri’s!” brul ik opeens.
Vervolgens zien we de virtuele miljoenen door het gootsteenputje gorgelen. Mary Smith, die goedgeefse feestneus, die waarschijnlijk ergens uit de binnenlanden van Nigeria komt, heeft ons gefopt. Dat geld is er niet. “Nee, bij jullie niet, maar ik had het wél en ik ben het kwijt!” hoor ik Sywert jammeren. Lachen! “Hé, mafkees, er valt niks te lachen, hè. In Oekraïne is een oorlog gaande, daar ga je toch niet lollig over doen!” roept iemand.
Nee natuurlijk niet. Maar we lachen om niet te huilen. Humor als redding in tijden van oorlog sleept mensen erdoorheen. Wist u dat sommige bewoners in landen waar gewapende conflicten zijn veel vaker feesten dan wij in Klompenland. Elk luchtalarm is een hinderlijke onderbreking van de festiviteiten. Ik heb het meegemaakt in brandhaarden als Belfast, Kigali en in Donetsk. In het mooie stadspark hebben we misschien wel de leukste barbecue ooit gehouden met onze gids en chauffeur. Op de achtergrond horen we de explosies bij het vliegveld waar dan nog flink gevochten wordt. Niemand ligt er wakker van. Alles went. Mensen snakken hartstochtelijk naar een normaal leven en een beetje vermaak.
Ik zal het nog gekker maken. Na de val van de Taliban eind 2001 dans ik in ons hotel in Kabul samen met cameraman Hans van der Klaauw en redacteur Martin van Norel op muziek van Bruce Springsteen. “Born in the USA!” schreeuwen we om beurten. We hebben die dag een reportage gemaakt in een ongure ruimte waar vrouwen zijn gemarteld door de Talibs. Daarna bezoeken we een gevangenis en zien we hoe ongeveer dertig vermeende aanhangers van de Taliban onder verschrikkelijke omstandigheden in een celletje van drie bij drie zijn gepropt. Het is mensonwaardig.
Onze Afghaanse gastheer heeft op een avond een illegale fles mierzoete bessenjenever op de kop getikt. Hij laat een medewerker drie moddervette joints rollen. Ik heb nog nooit van mijn leven tabaksrook geïnhaleerd. Ik doe een eerste poging en steek bijna de moord. In de verte klinkt het geluid van zware bommen die inslaan. De troepen van de Noordelijke Alliance schieten de laatste restjes rebellerende Talibanstrijders rond Kabul aan flarden. Op straat horen we het hysterische geblaf van een roedel straathonden. Maar wij dansen de ellende van ons af en lachen ons een kriek. Het is humor tegen de waanzin.
Schrijver Tommy Wieringa, die met de stichting Protect Ukraine, hulpgoederen uitdeelt in Oekraïne, schrijft een tranen trekkend stuk in Trouw dat gaat over overleven, humor en liefde, een fragment:
“Leef iedere dag alsof het je laatste is, zegt Khristiyana, een paar dagen voordat ze trouwt met een commandant van de 92ste Brigade. Ze hield Oekraïense mannen altijd met een stok bij zich vandaan – ‘ze hebben een reputatie, weet je’ – maar hij is anders. Beiden zijn ze afkomstig uit de oostelijke orthodoxie, opgegroeid met de nestgeur van wierookvat en klamme godshuizen. Haar huwelijk kan één dag duren of een leven lang. In Charkiv, zegt ze, worden geen kinderen verwekt, maar getrouwd wordt er bij het leven. Nergens zijn zwangere vrouwen of kinderwagens te zien, maar bij het stadhuis verdringen de liefdesparen zich om elkaar het ja-woord te geven.”
Zo mooi. Er is dus nog hoop. En hoop doet leven!
JAAP VAN DEURZEN