Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

BLOOT SLAAT DOOD

okt 13, 2024

Het gebeurt als ik de deur opendoe van de sauna-cabine en zwaar zwetend naar buiten stap. Opeens klampt een spiernaakte vrouw zich aan mij vast en legt haar hoofd op mijn glibberige borst en bromt iets onverstaanbaars. Alleen mijn handdoek zit tussen ons in. Ik schrik me rot. Dat zuigt hij uit zijn duim, hoor ik u denken. Nee dus. Het is sowieso een vreemde dag, want het lijkt wel nationale ‘Herken Jaap van Deurzen-dag’. Tot zes keer toe hoor ik dat ingesleten zinnetje: ”Hé, bekend gezicht, waar ken ik jou ook alweer van?” 

Sommige mensen staren me aan alsof ik het achtste wereldwonder ben en zijn op zoek naar aanknopingspunten. Wie is die gozer nou? Het zijn mensen die altijd naar analoge televisie hebben gekeken., Vijfendertig jaar lang ben ik geregeld hun huiskamer binnengeslopen om het nieuws van de dag te brengen. Soms sta ik in gevaarlijke, exotische oorden. Die beelden blijven hangen.  

Anderen stappen enthousiast op me af en roepen: “U bent toch die Jaap van Deurzen van tv, hè? Ik weet alleen niet meer van welk programma!” Ik ben gelijk dienstbaar en verklap dat ik verslaggever bij het RTL Nieuws ben geweest.  “Ja man, dat klopt! Ik wist het. Helemaal goed!” 

Ik voel me een deelnemer aan een quiz die de bonusvraag met succes heeft beantwoord. “Leuk, om je eens in het écht te zien, man” beweren de bewonderaars. Er valt een last van mijn schouders, want je weet maar nooit of je ooit iemand hebt beledigd in een reportage. Voor je het weet glijdt er een stanleymes over je strot. Los van een bemoedigend klapje op mijn rug is er nooit iemand handtastelijk geworden. Tot vandaag dus. Het blote mensje, dat tegen mijn borst kleeft, heeft blijkbaar besloten om me niet meer los te laten.

Ik heb haar even daarvoor nog in het bubbelbad zien zitten. Daar heeft ze een kwartier lang als een blij ei naar iedereen zitten zwaaien, ook naar mij. Wat een aardige vrouw, denk ik en zwaai vriendelijk terug. Verder valt me niets vreemds op. Ze is klein en tenger en heeft een benig jongenslijf. Haar boezem noemden we vroeger in onze ruwe Rotterdamse volkswijk oneerbiedig: ‘twee erwtjes op een plankje.

Daar sta ik dan en gluur angstig om me heen. We leven in vreemde tijden. Twee mensen, van wie er één zogenaamd semi-bekend is, staan midden in een sauna spiernaakt tegen elkaar aangedrukt; dat kan verkeerd worden geïnterpreteerd. Voorzichtig leg ik mijn ene hand op haar schouder. Met de andere houd ik manmoedig de handdoek vast. Ik wil haar beleefd bedanken voor de eer en me daarna uit haar greep bevrijden. Maar ze blijft me stevig vasthouden.

Opeens begint ze een geluid te produceren dat lijkt op het kermen van een volwassen zeehond. Je hoort het wel eens in een dierentuin als zo’n hongerig beest de oppasser ziet aankomen met een teil vol haringen. Ik herken dat sentiment wel. Het geluid komt diep vanonder uit haar lichaam. Ik weet me geen raad. ‘Dat mens krijgt een attack’, flitst het door mijn hoofd.

Opeens is de redding nabij als ik iemand hoor zeggen: “Edith, waar was je nou? Wat ben je aan het doen? Laat die meneer eens los,” Het blote kaboutertje laat me gaan en begint meteen wild in haar handen te klappen en zegt met een diepe schorre stem: “Eten, eten, eten!” Het kwartje valt. Edith heeft een beperking. Dit gaat helemaal niet over de woeste aantrekkingskracht van een gevierde tv-held. Ik had net zo goed de gebochelde, naakte tuinman kunnen zijn. Wat een opluchting. Ik heb een zwak voor mensen die niet alles op een rijtje hebben. Sommige cabaretiérs verdienen bakken geld met hun handicap. Ik denk dan aan mannen als Hans Teeuwen of de professionele pessimist Hans Dorresteijn die dingen zegt als:

Als ik een vrouw ontmoet met een intelligent gezicht,

Een edel profiel en beschaafde manieren, met poëziebundels van Reiner Maria Rilke en Hölderlin

en een altviool onder de arm

dan denk ik meteen aan neuken.

Die kun je zo op de gesloten afdeling van een psychiatrische inrichting plaatsen. Ediths begeleidster kijkt me verontschuldigend aan en zegt: “Mijn zusje kan soms iets te enthousiast reageren als ze iemand leuk vindt, dan wil ze lekker knuffelen. Ze bedoelt het goed, hoor.” De vrouw geeft me een knipoog. Pas dan valt die vervloekte handdoek naar beneden. 

Bij thuiskomst zeg ik tijdens de borrel tegen vrouwlief Blond: “Ik ben, uh… vanmiddag in de sauna aangerand door een naakte vrouw….” Ze zegt twintig seconden helemaal niks en kijkt me aan alsof ze tegenover een zwakbegaafd pubertje zit. Ze slaakt een diepe zucht en zegt: “En, heb je ervan genoten? Ben je er nu helemaal bovenop? Ik ga even het eten maken hè, oké?” Ze staat op en loopt naar de keuken en mompelt zachtjes: “Mijn god, waar ben ik ooit aan begonnen met die man?” En begint met de pannen te rammelen.

JAAP VAN DEURZEN