‘Excellentie!’ Ik laat het woord even als een slok fijne wijn door mijn mond rondtollen.
‘Excellentie’, voortreffelijkheid, – titel van staatsdienaren, iemand met een titel,’ dicteert de Dikke Van Dalen.
‘Uwe Excellentie!’ Zó mag u mij vanaf november 2024 gaan aanspreken. Nee, stelletje feestneuzen, ik zit níet aan de korenwijn en ik heb ze óók nog allemaal op een rijtje. (Wat overigens een wonder mag heten.) Maar goed, ga even zitten. Daar komt ie:
Jaap van Deurzen, die in de steentijd is geboren op Katendrecht in Rotterdam-Zuid, is deze week benoemd tot onbezoldigd ambassadeur van de Nederlandse Brandwonden Stichting. Driewerf hoezee! Dat is gebeurd op verzoek van de stichting in Beverwijk, die zich inzet voor brandpreventie en de zorg voor patiënten met brandwonden. Let wel, zonder één euro overheidssubsidie. Hulde!
Het feit dat de organisatie in de stad van de klapbessen en aardbeien is gevestigd, is te danken aan professor Rudy Hermans, die chirurg is geweest in het Rode Kruisziekenhuis in Beverwijk. Hij wordt eind jaren zestig regelmatig geconfronteerd met werknemers uit de staalfabrieken van de Hoogovens in IJmuiden, die met zware brandwonden het ziekenhuis worden binnengerold. Geen mens weet hoe die verschrikkelijke verwondingen behandeld moeten worden. Veel slachtoffers sterven.
“Als je lichaam vroeger voor 40% was bedekt met brandwonden was het einde oefening,” zegt fondsenwerver zakelijke markt, Ariënne Kwaad van de Nederlandse Brandwonden Stichting.
De hooggeleerde Rudy Hermans kan het niet meer aanzien en reist naar Engeland en Amerika om de kunst van het behandelen van brandwonden af te kijken. In die landen zitten na twee wereldoorlogen de experts op dat gebied. Bij terugkeer neemt hij het initiatief om een gespecialiseerd brandwondencentrum op te richten. Via de Nederlandse Brandwonden Stichting begint hij geld in te zamelen voor onderzoek, kennis en preventie van brandwonden. En voilà, op 10 oktober 1974 wordt het eerste officiële brandwondencentrum van Nederland in Beverwijk geopend. Binnen vijf jaar daalt het sterftecijfer van brandwondenpatiënten met 50%. Inmiddels zijn er drie, want ook in Groningen en Rotterdam zijn gespecialiseerde centra. Mijn zusje Roos zal er kind aan huis worden.
Het is deze maand precies vijfenvijftig jaar geleden als mijn humoristische, twaalfjarige zusje Roos in onze woonkamer in Rotterdam-Zuid het liedje ‘Vrouw Pier is dood’ staat te zingen. Ze doet er een mal dansje bij. Mijn moeder en ik liggen krom van het lachen. Ik zal het tafereel mijn hele leven niet meer vergeten. Ik ben een rebelse puber van zeventien jaar en ga die avond de hort op. Het is de week waarin Sinterklaas in ons land is.
Als ik thuiskom schrik ik me rot. Bovenaan de trap staat Roos, die prevelt: “Japie ik ben verbrand!” In het clubhuis waar ze komt, heeft een idioot een brandend sterretje tegen haar geïmproviseerde sinterklaasmuts gedrukt die is gemaakt van crepe papier. De ‘mijter’ staat binnen een mum van tijd in lichterlaaie. Haar hals en de onderkant van haar gezicht lopen tweede -en derdegraadsbrandwonden op. Haar lieve hoofdje is veranderd in één grote opgezwollen blaar. Het lijkt alsof ze een pompeus, carnavalesk masker heeft opgezet. Haar handen zijn omzwachteld met verband.
Jarenlang zal ze de ene na de andere hersteloperatie moeten ondergaan in het Brandwondencentrum in Beverwijk. Op een gegeven moment bestaat de onderkant van haar gezicht uit een mozaïek van getransplanteerde stukjes huid die van haar dijbenen en billen zijn afgehaald. Donorhuid van derden wordt alleen gebruikt als ‘biologisch’ verband en is een tijdelijke vervanger. Wetenschappers van de Brandwonden Stichting werken nu aan manieren om de eigen huid van slachtoffers op te kweken.
“We willen van die transplantaten af, de stukken huid dus die we op andere plekken van het lichaam wegnemen, want daar creëer je ook weer wonden mee. Zo blijf je bezig. We halen nu cellen uit de huid en die kweken we op in bakjes. Die cellen plaatsen we weer terug op een kunsthuid van collageen. Dat worden stukjes van 7×7 centimeter waarmee we de brandwond kunnen afdichten. Die huid blijkt na genezing veel plooibaarder te zijn dan na een normaal transplantaat. Natuurlijk zal iedereen met ernstige brandwonden altijd met littekens moeten leven, maar we proberen de huid zo mooi mogelijk te maken.” zegt Marcel Vlig, hoofdanalist van de Brandwonden Stichting.
“Mijn littekens zijn mijn sieraad geworden,” zegt brandwondenslachtoffer Renske Vuik (27), in het prachtige boek Marks of Pride and Beauty, van fotograaf Jan van Beijnhem, waarin ook andere slachtoffers zich positief uitspreken over hun verminkte huid. Want er is altijd hoop en de mens is zó weerbaar. Zelfs harde humor schijnt slachtoffers er weer bovenop te kunnen helpen.
Zoals de kok die zegt: “Ik houd wel van op de huid gebakken.” Of de man die bij de dokter wordt binnengebracht met verbrande benen. Hij krijgt een doos Viagrapillen in zijn handen gedrukt en zegt: “Maar dokter wat moet ik met die pillen? Ik heb tweedegraads brandwonden.” Waarop de arts antwoordt: “Ja, eigenlijk helemaal niks, maar het houdt vannacht wel mooi de lakens van je benen”.
Ik citeer de uitspraak nog maar eens van de Britse schrijver George Bernard Shaw: ‘Humor is alles wat doet lachen, maar de mooiste soort voegt er een traantje bij.’
Bij de Nederlandse Brandwonden Stichting weten ze er alles van. Voor die prachtige club ga ik me de komende jaren met hart en ziel inzetten. U zult me als ‘ervaringsdeskundige’ vast nog wel een keertje horen blaffen: Doneer! Nu! Het is zó belangrijk!
Uwe Excellentie,
JAAP VAN DEURZEN