‘Mijn zoon heeft zijn geslacht ontdekt. Met niets ontziende kracht trekt hij aan zijn plasser gelijk een trekdrop. In paniek heb ik de buurvrouw erbij gehaald. Het is een vrouw uit de provincie, die zich aanvankelijk onwennig in ons getto bewoog. Zo bracht ze ooit eens in een overmoedige aanval van mensenliefde een pan hachee naar haar Turkse buren. ‘Zo, voor jou,’ sprak ze met een liefdevol Twents accent naar beneden tegen de vierkante Turk. ‘D’r zitt’n ui’n in.’ De man ontwijkt haar sindsdien schichtig….’
Het stukje Paniek gaat natuurlijk nog verder en is te lezen in het feministisch maandblad OPZIJ van augustus 1989. Getekend: Josephine van Deurzen, destijds mijn alter ego. Ik heb een no-nonsense chick uit mijn duim gezogen die haar mannetje staat. OPZIJ tuint er met boter en suiker in en begint de columns te publiceren. Totdat de redactie me de vorstelijke som van 75 gulden per stukje wil betalen en me telefonisch om een rekeningnummer vraagt. Als ik opbiecht dat ík de auteur ben, blijft het stil aan de overkant. De sympathieke hoofdredacteur Ciska Dresselhuys, die ik heimelijk Juffrouw Ooievaar noem, is not pleased.
Ik moet aan mijn ‘huzarenstukje’ denken omdat in Spanje een rel is uitgebroken rond Carmen Mola. De schrijfster heeft al meer dan 400.000 exemplaren van haar thrillers verkocht, die o.a. ook in het Nederlands zijn vertaald. Ze is een professor die in haar vrije tijd boeken schrijft. Ze heeft een broertje dood aan publiciteit. Op de achterflap wordt een vrouw afgebeeld met haar rug naar de camera. Mola’s verhalen gaan over haar bikkelharde heldin ‘Elena Blanco’. De politievrouw groeit uit tot het paradepaardje van Spaanse feministen. Eén van Mola’s boeken wordt in 2020 zelfs door het Women’s Institute in Spanje uitgeroepen tot ‘feministische literatuur’.
De vrouwen nemen het extreme geweld in Mola’s boeken voor lief. Maar ze worden allemaal grandioos gefopt, want Carmen Mola is een mannelijke drie-eenheid bestaande uit: Jorge Diaz, Antonio Mercero en Agustín Martinez. Ieder voor zich zijn dat erkende (scenario)schrijvers van middelbare leeftijd. Oeps, ‘Carmen Mola’ blijkt staand te plassen!
Vorige maand komen de drie mannen uit de kast als ‘Carmen Mola’ de prestigieuze literaire prijs Premio Planeta wint, die onder andere bestaat uit een bedrag van een kleine miljoen euro. Kassa! De rapen zijn gaar en de Spaanse feministen fulmineren. Met het schuim op de lippen schreeuwen de dames dat de drie schrijvers een ‘stelletje oplichters’ zijn.
’De feministische boekwinkel Mujeres & Compania haalt de boeken van Carmen Mola subiet uit de schappen. Op TikTok verschijnt een filmpje waarin haar thrillers worden ingepakt om teruggestuurd te worden naar de chique uitgever Penguin Random House. Tegenstanders reageren furieus op sociale media. De feministische actie wordt zelfs vergeleken met de boekverbranding op 10 mei 1933 op de Bebelplatz in Berlijn. Op die dag staat de nazistische dwerg Joseph Goebbels, Hitler’s propagandaminister, te springen als een tuinkabouter als tienduizenden boeken met een ‘on-Duitse geest’ in vlammen opgaan.
De Spaanse schrijvers beweren bij hoog en bij laag het feminisme niet als marketingtruc te hebben gebruikt. ‘We verscholen ons niet achter een vrouw maar achter een naam’, zegt Antonio Mercero tegen een Spaanse krant. ‘En waar staat overigens geschreven dat je verplicht bent om je gecreëerde werk onder je eigen naam uit te brengen? Het gaat toch om het ‘kunstwerk’ en niet om de persoon?’ Ik denk dat je sowieso ballen moet hebben om de maskerade zo lang vol te houden.
Ach, storm in een glas water, zult u zeggen, het waait wel weer over, net als destijds in 1989 met mijn stukjes in OPZIJ. Hoewel ik mijn eigen ‘rel’ nu wel groter maak dan hij was. Wat me overigens opvalt is dat ik dertig jaar geleden ook al excelleerde in het opschrijven van klinkklare lariekoek:
‘O, doậs normoậl, dat doen ze allemaal’ zei ze wijzend op Tim, die zijn geslacht als een guirlande lag uit te rekken. Het accent had wederom een wonderbaarlijk effect op mijn kind. Als een blok viel hij in slaap, zijn penisje als een onschuldig schuimpje nog tussen zijn duim en wijsvinger. Ze legde haar massieve moeder-arm om mijn schouders en zei berustend: ‘Hij loật ‘m er echt wel oậnzitt’n’.
JAAP VAN DEURZEN