‘I have a dream’ ‘Wir schaffen das!’ ‘Yes, We Can!’ ‘It giet oan!’ Het zijn zinnen met eeuwigheidswaarde. Die laatste Friese zin schiet door mijn hoofd als ik met Blond rij negentien in schuifel van het fonkelnieuwe Friso Theater in Leeuwarden. Ineens sta ik buik aan buik met een levende legende: Henk Kroes. Ik herken de sympathieke oud Elfstedentocht-voorzitter direct en roep enthousiast: ‘Hé Henk! Ouwe reus! It giet oan!’ Ik draai me om naar Blond en zeg: ‘Dit is de man die de laatste Elfstedentocht in 1997 aankondigde.’ ‘Oh ja?’ vraagt ze vriendelijk. ‘De man van ‘oant moarn!?’ Oei! Au! ‘Nee lieverd, dat was weerman Pietje Paulusma, die is morsdood,’ fluister ik belerend in haar oor. Henk Kroes heeft niks gehoord en glimlacht lief. Ondanks zijn 85 jaar heeft zijn handdruk wel wat weg van een klemmende bankschroef. ‘It giet oan’. We zijn bij de première van de musical: ‘De Tocht.’
‘I have a dream!’ schreeuwt Madelène van Beuzekom, die zichzelf een schaats-wappie noemt. Op 4 januari 1997 neemt haar moeder haar mee naar de stijf bevroren rivier de Luts net boven Lemmer. Daar schaatsen de deelnemers van de Elfstedentocht voorbij. Het spektakel laat haar nooit meer los. Ze moet en zal haar liefde voor het schaatsen overbrengen aan anderen. Een kwart eeuw later doet ze dat, samen met een aantal heerlijke creatieve malloten, via de musical: ‘De Tocht.’ Haar credo is: ‘Zien schaatsen, doet schaatsen.’
Dat denk ik ook tijdens de strenge winters in de jaren zestig. Ik heb op mijn zevende een paar verroeste Friese noren uit 1898 in bruikleen gekregen. Het zijn twee houten plankjes waaronder metalen strips zijn geschroefd. Het is een armeluis’ schaats zonder tierelantijntjes. Mijn opa heeft er nog op staan ploeteren. Ik ben onhandig geboren. Mijn voeten klappen op die verdomde krengen steeds om. Mijn enkelspieren lijken wel op slappe spaghetti slierten. Die ondingen worden ook wel Friese doorlopers genoemd, maar dat is écht flauwekul, want ik kom er geen meter mee vooruit op dat ijs.
Probeer je een graatmager, lijkbleek, bibberend jongetje onder een zelfgebreid mutsje voor te stellen, met vuurrode wangen en een snottebel. Hij staat als een halfbevroren zombie in zo’n krampachtige poephouding op het ijs en vraagt zich af: ‘Waar ben ik in vredesnaam aan begonnen?’ Dat ben ik dus, ten voeten uit. Mijn benen staan in een o-vorm. Het lijkt alsof ze een half jaar rond een bierton vastgesnoerd hebben gezeten. Ik lig om de haverklap met mijn snufferd op het ijs. Op een dag knal ik zo hard onderuit dat ik er een hersenschudding aan overhoud. Schaatsen wordt geen hobby. Basta! Maar ik kijk er wél graag naar.
Ik ben net elf jaar oud als op 18 januari 1963 de Elfstedentocht-winnaar Regnerus Ignatius Johannes (Reinier) Paping op Groote Wielen in de armen van het koninklijk paar Juul en Benno schaatst. Tijdens de barre tocht die wel de ‘Hel van het Noorden’ wordt genoemd, bevriezen de ogen en ledematen van veel schaatsers. Ik vind dat als jongetje heel stoer. Vooral het verhaal van de bevroren teen van Tinus Uding spreekt me aan. Zijn arm ligt uit de kom, maar hij is dapper door blijven schaatsen. Tinus finisht als 31ste. De huid en de nagel van zijn grote teen moeten er in zijn geheel af. De lichaamsdelen worden op sterk water gezet en zijn te zien in het Hindeloper schaatsmuseum. ‘Mijn teen voor een kruisje!’ heet het boek dat hij erover schrijft. Hoe heroïsch wil je het hebben? Stap met al die verhalen in je achterhoofd het imposante Friso Theater in Leeuwarden binnen
Wir schaffen das!’ brullen de ontwerpers in januari 2023 als het theater in Leeuwarden in recordtijd uit de grond wordt gestampt. Er kunnen per voorstelling 1475 toeschouwers in. Het zo goed als energie-neutrale gebouw staat vol met technische snufjes, zoals een roterende ijsvloer op 450 wielen. Op een stilstaande ijsbaan zouden de acteurs gelijk in een flits voorbij zoeven, toedeloe, maar omdat ze tegen de draairichting in schaatsen, blijven ze langer in beeld. Verzin het maar.
Het decor bestaat uit gigantische led-schermen waar een winters landschap op wordt geprojecteerd. Geloof het of niet, maar er zijn kinderen die nog nooit langer dan een paar dagen op natuurijs hebben geschaatst. In deze subtropische tijden word je in het Friso Theater als het ware het verleden in gezogen. Terug naar de periode waarin er nog strenge winters zijn. Er gaat een zucht door de zaal als bij het bevroren Slotermeer de zon opkomt. Het moment wordt door sommige deelnemers aan de tocht beschreven als een bijna religieuze ervaring.
‘Yes, We Can!’ zeggen de vijf hoofdrolspelers in De Tocht. De vrienden zijn door de jaren heen min of meer vervreemd geraakt van elkaar. Maar ze hebben wel ooit een belofte gedaan. Als er na 1997 nog een Elfstedentocht komt dan rijden ze hem samen uit. Natuurlijk wordt het een verhaal over afzien, passie en verbroedering. De sentimentele trukendoos wordt helemaal leeg getrokken. De Tocht wordt een verhaal van vallen en opstaan, een metafoor voor het leven. Ik zou zeggen, beleef in Leeuwarden zélf de magie van de Elfstedentocht, want het is écht wier: ‘It giet oan!’
JAAP VAN DEURZEN