Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

DUBBELGANGERS

jul 21, 2024

Het is zomer 2024. Ik steek met vrouwlief Blond de Ponte Cittavecchia in de Italiaanse stad Gallipoli over. Die brug verbindt het historische centrum met het nieuwe deel van de stad. Blond heeft me gestrikt om een paar linnen shirts te gaan kopen, want ze houdt van Italiaanse kleding. Ik heb altijd behoefte om iets te breken als ze dat vraagt. Kleding koop ik eens in de vijf jaar en dan in bulk. Maar we zijn op vakantie en ik ben mild gestemd. Het is 29 graden en de winkelstraten lopen vol dagjesmensen. Normaliter zou ik onder deze omstandigheden nog geen sok passen, laat staan een serie hemden. Ik zie een terras voor me en denk aan koud, schuimend bier en loop automatisch die kant op. Maar Blond heeft mijn hand in een soort bankschroef genomen. Ze kent haar pappenheimers. Bier zuipen kan later ook. 

Ik voel me een recalcitrante tiener die naar de tandarts wordt gesleurd om een trits tandjes te laten trekken. Opeens tikt er iemand op mijn rug. Ik draai me om en zie een grote vent met een roodverbrand gezicht die vraagt: “Meneer van Deurzen, mag ik met u op de foto?” Na meer dan dertig jaar met mijn tronie op tv te zijn geweest, ben ik daar wel aan gewend geraakt en ik vind het prima. Zelfs als ik 2148,5 kilometer van huis ben. Blond, heeft er wél een hekel aan maar blijft de man nu ook stomverbaasd aanstaren. Ik kijk in zijn helblauwe ogen en heb het idee dat er een verloren gewaande broer voor me staat en zeg: “Ja, natuurlijk.” Zijn vrouw zucht zichtbaar opgelucht en roept: “Op feestjes zien ze hem altijd aan voor u. Oh, daar heb je Jaap van Deurzen weer, zeggen ze dan. In welk oorlogsgebied ben je nou weer geweest? Lachen.”

Het is niet de eerste keer dat me dit overkomt. Op 24 oktober 2020 worden in de rubriek Dubbelgangers van de Volkskrant twee foto’s afgedrukt. Eén van oud-CDA-kamerlid Christiaan Jan Lodewijk van Dam en één van mij. De vermeende gelijkenis wordt ontdekt door Gijsbert van der W. uit Zandvoort. Die raad ik aan om even een bezoekje te brengen aan een opticien. Oké, de sympathieke, christelijke Chris en ik hebben dezelfde kleur haar en allebei lichtblauwe ogen, maar daarmee houdt de gelijkenis wat mij betreft wel op. Chris straalt de deugdelijkheid uit van een gereformeerde regent uit de Biblebelt. De foto van mij zou ook een mugshot kunnen zijn uit een politiedossier, met het onderschrift: “Dirty Jack, vuurgevaarlijk. 

Is het dan toch waar? Hebben we allemaal een dubbelganger of zelfs meerdere? Ik kom een veelbesproken studie tegen van een Spaans onderzoeksinstituut. De wetenschappers van het Josep Carreras Leukemia Research Institute zouden hebben ontdekt dat een groep look-a-likes niet alleen hun uiterlijk, maar ook een deel van hun DNA delen. Zestien worden geclassificeerd als dubbelganger. Na de genetische analyse blijken er negen nóg meer op elkaar te lijken. Die ‘superdubbelgangers’ delen meer dan 19.000 genetische variaties in 3730 genen. De meeste genen hebben te maken met gezichts- en lichaamskenmerken. ‘Dat klinkt als een hele hoop, maar dat valt reuze mee als je je bedenkt dat het menselijk genoom in totaal drie miljard plekken heeft,’ zegt professor Manfred Kayser van de Rotterdamse Erasmusuniversiteit, die ervoor doorgeleerd heeft. 

Maar daar houdt het verhaal niet op. Als de dubbelgangers uitgebreid antwoord geven op allerlei vragen, blijkt dat ze nog veel meer gemeenschappelijke trekjes hebben. De conclusie is helder: Er loopt waarschijnlijk van elk mens wel ergens een dubbelganger rond. De media smullen van dit soort verhalen, waarbij de fantasie flink op hol kan slaan. De New York Times schrijft in dikke chocoladeletters: ‘Your doppelgänger is out there and you probably share DNA with them’. (‘Jouw dubbelganger loopt ergens rond en jullie delen hetzelfde DNA!’) Het is voer voor psychologen. Ik zie direct het beeld van een debiele seriemoordenaar die sprekend op mij lijkt.

Terug naar het zonovergoten Gallipoli en mijn ‘dubbelganger’. De vrouwen maken met hun mobieltjes een serie foto’s. Als twee vrolijke malloten hangen we om elkaars nek. De sfeer is uitbundig. “We gaan niet zoenen, hè Jaap,” vraagt de vriendelijke reus, wiens naam ik niet eens ken. “Jammer,” antwoord ik gevat, want ik ben me er eentje. “Dat had best eens een gezellig avondje kunnen worden,” zeg ik enthousiast. Ik zie de vrouwen verbaasd kijken. De foto’s worden ter plekke naar familieleden gestuurd die gelijk enthousiast reageren. De gelijkenis is inderdaad aanwezig, hoewel ik het zelf niet zie. We zitten allebei op ons streefgewicht van zo’n vijfenzeventig kilo (grapje). We hebben, wat ze op zijn Rotterdams noemen, een grote, gebutste keg. Daar zou je in het buitenland normaal gesproken een hinderwetvergunning voor aan moeten vragen. Je bent sowieso verplicht om uit de buurt van kinderen te blijven. We wisselen nog wat foto’s uit en gaan weer op pad. 

Opnieuw voel ik die klemmende klauw van Blond om mijn vingers. Maar het heeft geen zin meer, want we zijn te laat. In Gallipoli sluiten de kledingwinkels om één uur en blijven dan gezellig urenlang dicht. Een beroemde voetbalgoeroe, met shirtnummer 14, heeft het wel eens treffend gezegd: “Elk nadeel, heb z’n voordeel.” Bedankt nog ‘broertje!’

JAAP VAN DEURZEN

P.S. Natuurlijk ben ik wel nieuwsgierig naar uw ervaringen.