Hij: Wat doe jij nou?
Ik: Ik probeer iets nieuws.
Hij: Oké, ik ben benieuwd, wat ben je van plan?
Ik: Ik ga een ernstig gesprek voeren met mezelf.
Hij: Met jezelf? Waarom noem je mij dan: ‘Hij’?
Ik: ‘Hij’ is óók ‘Ik’. ‘Hij’ is in dit verhaaltje mijn alter ego, mijn innerlijke ‘ik’. Ik moet natuurlijk de schijn ophouden dat het een gesprek is. Ik kan moeilijk ik & ik, gaan zitten schrijven. Dat begrijpt geen mens. Tjonge, jonge, is dat nou zo moeilijk?
Hij: Ja, ik vind het verwarrend. Kun je me niet gewoon ‘hijmij’ noemen, of zo?
Ik: Nee, dat vind ik te veel op de naam van een bouwbedrijf lijken. Wat een gezeik zeg. Ik wil gewoon een beetje autobio-babbelen. Laat me nou. Ik kan het je overigens aanbevelen om tegen jezelf te gaan zitten jengelen en de boel op scherp te zetten. Het werkt helend. Ik drink tegenwoordig ook kruidenthee in plaats van koffie, dat schijnt beter voor je te zijn. Maar dat terzijde.
Hij: Jij drinkt toch nooit thee…?
Ik: Nee, dat klopt, ik vind het net opgewarmd ochtendwater.
Hij: Ja, dat wordt het vanzelf. Maar goed we dwalen af, brand los…
Ik: Oké, komt ie: Ik vind mezelf de laatste tijd zo’n Kwalletje…
Hij: Duizend bommen en granaten! Het kwartje valt. Japie ziet het licht! ‘Ikhij’ is gewoon een griezel. Wat een zelfkennis. Waarom deze biecht, vriend?
Ik: Ik merk dat ik de laatste tijd een beetje naast mijn schoenen loop. Tenminste, dat gevoel heb ik. Ik ben altijd een verlegen jongetje geweest. Tenzij je me een microfoon of een gitaar in mijn fikken drukt, want dan ben ik niet te stuiten. Maar als iemand me normaal gesproken een vraag stelt, geef ik vaak een ultrakort antwoord. Daarna begin ik allerlei tegenvragen te stellen, om het maar niet over mezelf te hebben, want ik heb het idee dat dat niet boeit.
Hij: Dat laatste klopt wel!
Ik: Blond noemt mij Jaap Vraag!
Hij: Ja, dat is een pienter meisje.
Ik: Weet je, ik ben blijkbaar meer van de vragen dan van de antwoorden. Tenminste, dat zei een vriend tegen me die dat was opgevallen. Maar de laatste tijd merk ik dat ik juist héél erg met mezelf bezig ben. Dat komt natuurlijk door dat boek: ‘Camera Loopt’.
Hij: Oh, nee, daar ga je het toch niet wéér over hebben, hè! Dat weten we nu wel. Kom op, zeg!
Ik: Heel even maar. Ik zal het je uitleggen. De belangstelling voor dat boek is zó waanzinnig groot dat de uitgever bijna een rolberoerte heeft gekregen. Die wil natuurlijk geen nee verkopen en heeft het drukproces versneld. Geen boekhandel hoeft aanstaande vrijdag zonder ‘Camera Loopt’ te zitten. Ik ben helemaal van de leg.
Hij: Oké, wees blij.
Ik: Ja natuurlijk! Maar nu komt het. Ik loop ook constant tegen iedereen te blaffen dat er allerlei artikelen over mij in bladen staan zoals: De Panorama, het Weesper Nieuws, de Telegraaf, Villa Media, het Algemeen Dagblad, Noord-Hollands Dagblad, de Gooi en Eemlander, de Vara Gids en ga zo maar door. Ik weet niet wat me overkomt. Ik ben dat luidkeels tegen Jan en alleman aan het verkondigen. Dat is toch ziek? Dat doe ik normaal nooit.
Hij: Ja, dat streelt je ego. Dat is menselijk. Ik heb je ook op de radio gehoord, daar zat ik natuurlijk zelf bij als ‘hijmij’. Maar, je kunt toch gewoon stoppen met dat gepoch?
Ik: Zeker, daarom voer ik dit solo-gesprek. Ik word strontziek van mezelf. Het lijkt wel alsof ik een wereldwonder heb gecreëerd. Ik krijg ook allemaal uitnodigingen van chique boekhandels om lezingen te komen geven en boeken te signeren. Ik voel me net Ernest Hemingway. Maar dat ben ik niet. Toch?
Hij: Ik heb jou wel door, hoor. Je bent stiekem heel leep bezig, mannetje. Jij wilt dat boekie van jou nóg een keer op de kaart zetten. Alleen doe je dat nu als een narcistisch zielenpootje die zich niet in kan houden. Ja, ja, ammehoela. Mensen kijken daar dwars doorheen, joh. En weet je wat het ergste is? Je betrekt ‘mijhij’ erbij zonder overleg. Walgelijk!
Ik: Hoe bedoel je?
Hij: Jij denkt écht dat ik met molentjes loop, hè. Je hebt het al een halfuur over je zogenaamde meesterwerk! Wat zegt Blond over al die zelfverheerlijking? Heb je dit stukje al aan haar laten zien? Zij leest toch alles vooraf?
Ik: Nee, ik durf het niet. Dat kreng pakt gelijk haar koffers, of liever, míjn koffers. Ze is wel blij hoor, en trots, maar er zijn grenzen. Dit is één grote zelfbevlekking aan het worden.
Hij: Ja, zeg dat wel. Dat is het al.
Ik: Maar, geloof me, ik wil met dit ego-gesprek alleen benadrukken dat ik GEEN gladde egotripper ben. Ben ik ook nooit geweest. Dit waait wel weer over, joh.
Hij: Je kunt ook gewoon op ‘delete’ drukken, dan bespaar je ons die valse ‘ik-ben-eigenlijk-toch-wel-een-toffe-peer’ smoes. Toe maar!
Ik: Nee, ik wíl dit gezegd hebben. Maar ik beloof je dat ik het nooit meer zal doen, oké? Het is sowieso nog maar vijf nachtjes slapen tot vrijdag, want dan presenteer en signeer ik ‘Camera Loopt’ bij boekhandel DONNER in Rotterdam. Ik schijt peuken, man.
Hij: HÉ! KAPPEN NOU!
Ik: Oké, oké, rustig, man! Pfff, ik mag ook nooit wat zeggen….
JAAP VAN DEURZEN