Ik heb voor het eerst van mijn leven kleding online gekocht bij een webwinkel. Oké, ik weet het, ik ben de vlotste niet. Op de site van Favré Amsterdam zie ik foto’s van mooie modellen met blond haar in fleurige jurkjes. Ik kijk naar gezandstraalde alfamannetjes die sportieve shirts dragen. Hebzuchtig als ik ben, koop ik er gelijk drie, want de casual hemden zijn in de aanbieding. ‘Chique kleding is toch niet aan jou besteed,’ oreert Blond. ‘Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.’ Daarna begint ze uitbundig om haar eigen grap te lachen. Een traan rolt over mijn wang. Blonds’ moederinstinct overwint het van haar sarcasme en ze roept: ‘Ach Japie, sorry, zo bedoelde ik het niet. Grapje! Je bent écht een móóie man.’ Dat maakt het verhaal er niet beter op. Er hangen hier een paar levensgrote, confronterende spiegels aan de wand.
Ik heb me erbij neergelegd dat ik geen dresser ben. Blond krijgt me nog niet met een stroomstootwapen een kledingwinkel in. Als het haar een enkele keer wél lukt, wil ze het liefst direct mijn enkel met een ketting vastklinken aan de eerste de beste radiator. Na het passen van het eerste kledingstuk heb ik namelijk de neiging om als een gemankeerde marathonloper de winkel uit te rennen. Kleding passen vind ik een kwelling. Aan uit, aan uit, aan uit. ‘Prima,’ roep ik direct, als een verkoper me vraagt wat ik van een overhemd vind. In mijn hoofd sta ik al buiten. Ik kan het altijd nog in de kast hangen. Ik ben eigenlijk een beetje bang voor kledingverkopers. Ik durf geen nee te zeggen. Dat kost me soms klauwen met geld. ‘Dat geld kun je volgende keer beter aan mij geven,’ zegt Blond boerenslim. Ze heeft een kleding- en schoenenfetisj.
Ik heb splinternieuwe schoenen in de kast staan die ik niet aan kan omdat ze bij nader inzien te klein zijn. Dat merk ik in de winkel al, maar ik moet er niet aan denken om naar een grotere maat te vragen. Dat komt wel goed als ik ze ingelopen heb, denk ik. Ik zit op dat moment naast een klant die omgeven is door een Berlijnse Muur van schoenendozen. Als de vrouw pump nummer vijftig heeft gepast, staat ze op en zegt: ‘Bedankt, ik ga er nog even over nadenken,’ en sluipt op haar witte sneakers de winkel uit. De verkoopster blijft als een getraumatiseerde Trümmerfrau wezenloos voor zich uit staren. Ter compensatie koop ik gelijk die te kleine schoenen. Als ik er thuis mijn voeten in probeer te proppen kom ik geen stap verder. Ik moet gelijk denken aan die Chinese vrouwen uit de Tang-dynastie van wie de voeten destijds werden ingebonden. Mannen werden opgewonden van vrouwen met ‘lotusvoetjes.’ Op een gegeven moment strompelden de stakkers op monstrueus misvormde gewrichten rond.
Maar ik dwaal af. Kleding kopen doe ik eens in de zoveel jaar. Ik koop dan in bulk. Drie exact dezelfde overhemden in het wit, in het blauw en in het zwart. Meer smaken heb ik niet. Die kleding verslijt ik tot op de draad. Sokken en ondergoed worden door Blond ingeslagen. Ik draag nu bijvoorbeeld onderbroeken met een eikeltjesmotief. Als ik in een onbewaakt ogenblik met zo’n slip door het pand loop, zie ik twee vrouwen naar ons raam wijzen en dubbelklappen van het lachen. Ik kan er niet mee zitten.
Met mijn online aankoop bij Favré Amsterdam stap ik een nieuw universum in. Het is een wonderlijke wereld met eigen spelregels. Na twee weken wordt order #1953 afgeleverd door een Chinese koerier. De shirts komen dus niet uit Amsterdam maar uit Ningbo City in de Chinese provincie Zhejiang. Wie kent het niet? De shirts hebben wel wat weg van Mao-pakken en zijn blijkbaar gemodelleerd op Chinese pygmeeën. Een Chinees met maat XXL, die ik heb besteld, komt waarschijnlijk nog net tot mijn borstbeen. Met mijn honderdvier kilo kom ik met geen mogelijkheid in die shirts. Ik voel me een vette bloedworst die in een te strak vel wordt geperst. Maar niet getreurd. Ik mag de overhemden binnen 14 dagen omruilen. Tenminste, zo staat het omschreven op de site. Maar Favré Amsterdam zit er helemaal niet op te wachten dat shirts worden teruggestuurd naar China. Dat is gedoe en wordt subtiel ontmoedigd, zoals blijkt uit de chaotische, maanden durende mailwisseling met ‘Lisa’ van de ‘klantenservice’, die pertinent weigert aan de telefoon te komen en alleen mailtjes stuurt:
‘Houd er rekening mee dat we een volgnummer nodig hebben als u het artikel wilt retourneren voor een terugbetaling of vervanging vanwege de maat of kleur. Zonder dit nummer kunnen wij de trackinginformatie van uw pakket niet controleren en de bijbehorende service verlenen. Houd er rekening mee dat als u ervoor kiest het pakket naar ons magazijn te retourneren, u verantwoordelijk bent voor de duurdere verzendkosten, die mogelijk niet rendabel voor u zijn.’
De hele Chinese trukendoos wordt opengetrokken. Dat geintje gaat me ongeveer 50 euro kosten, terwijl de aankoopsom van de drie shirts 95 euro is. Ja hoor, goedkoop is duurkoop. In Engels voor gevorderden krijg ik daarna een lesje getiteld: ‘Hoe misleid ik de Chinese douanebeambten?’
To manipulate the value of the shirts to account for any taxes charged by China Customs, you need to …etc. etc.
Het komt erop neer dat ik een fictieve waarde voor de overhemden moet verzinnen om de oosterse belastingboertjes te belazeren. Doe ik dat niet dan ben ik de Sjaak. Favré Amsterdam: ‘Als wij belastingen moeten betalen om het pakket op te halen, kunnen wij het niet terugbetalen of opnieuw verzenden.’ Het lijkt alsof ik bezig ben met een ingewikkeld potje xianqqi, oftewel Chinees schaken.
Uiteindelijk, na mailtje nummer 63 komt de slimme Chinese aap uit de mouw: ‘Als alternatief kunnen we u natuurlijk ook een terugbetaling van 50% aanbieden.’ De winst op die shirts is dan natuurlijk allang binnen en ze zijn sowieso al afgeschreven. Handig gedaan, maar ik ben de klos. Ik zit nu met drie onbruikbare oosterse overhemden. Het betekent het bittere eind van mijn eerste online avontuur. Ik zeg, eens maar nooit weer. Ni Hao!
JAAP VAN DEURZEN