Ik kom maar weer eens uit de kast. Ik ben een Romanticus. (Ja, met een hoofdletter!) Vrouwlief Blond kijkt me stomverbaasd aan als ze deze brisante openingszin wakker leest. Ze schudt meewarig het hoofd en vraagt zich af wat voor onzin Boer Biet nou weer aan het uitkramen is. De pikzwarte ring rond haar oogkas contrasteert mooi met de helblauwe kleur van haar oceaan ogen. Haar gezicht is opgezwollen na een val met de fiets. Ze heeft even geen oog voor Romantiek. Haar arm bungelt in een mitella vanwege een gebroken sleutelbeen. Ik doe een dappere poging om haar aan het lachen te maken en zeg:
Luister Blond:
Kees zit in zijn stamkroeg met een blauw oog. Na een tijdje vraagt een vriend aan hem:
“Kees, wat is er met jou gebeurd?”
“Nou”, zegt Kees, “ik heb een vrouw uit het water gehaald.”
“Oh”, zegt de vriend, ”en als dank slaat ze jou dan een blauw oog?”
Nee’, zegt Kees, “dat heeft haar man gedaan toen hij de badkamer in kwam.”
“Geestig hè?” kerm ik luidkeels en begin te schuddebuiken. Maar ze ziet er de lol niet van in en kijkt me woedend aan. Nog even en ik loop zélf met een mitella. Ik houd me verder gedeisd en ga op zoek naar positieve berichten. RTL Nieuws meldt dat twee Australiërs flessenpost van meer dan 100 jaar oud hebben gevonden. De briefjes in de Schweppes-fles zijn geschreven door twee soldaten. Die zijn tijdens de Eerste Wereldoorlog gezellig met een schip onderweg naar het front in Frankrijk en schrijven:
“Wij hebben het erg naar ons zin. Het eten is tot nu toe erg goed, met uitzondering van één maaltijd die we op zee hebben begraven. Moge de vinder zich zo goed voelen als wij op dit moment!”
Dat euforische gevoel duurt niet lang. Eén soldaat sneuvelt op het slagveld de ander sterft relatief jong aan kanker. Mijn fantasie is wél geprikkeld, want ik ben dol op flessenpost. Daar zit altijd een verhaal achter en daar houd ik van. In gedachten reis ik terug naar de jaren vijftig van de vorige eeuw. Ik ben zeven jaar oud en sta aan het einde van de doodlopende Piekstraat in Rotterdam-Zuid aan de Maas. Op deze troosteloze plek wil ik mijn flessenpost versturen.
Ik heb een lege limonadefles met een beugeldop gevonden. Ik giet het restantje van de mierzoete troep door mijn strot. Op een blocnote-blaadje schrijf ik met potlood: “Hallo, ik heet Jaap. Ik woon in Rotterdam. Schrijf je me terug? Dag!” Meer tekst heb ik niet.
Ik zou in 1959 van alles op dat papiertje hebben kunnen schrijven. Zoals het nieuws dat de KVP met 49 zetels de grootste partij is geworden bij de Tweede Kamerverkiezingen. De schijnheilige heren regelen onder de Haagse kaasstolp veel zaken bij een borrel en een bolknak. De Papen willen een regering vormen met de Christelijk-Historische Unie, de Anti-Revolutionaire Partij en de VVD. Appeltje-eitje.
Het zal me worst wezen. Ik keil die fles de Maas in en realiseer me opeens dat ik nu ook het statiegeld in de plomp heb gegooid. Daar had ik drie dropkoppen voor kunnen kopen. Het zij zo. Wie weet krijg ik antwoord, want de wonderen zijn de wereld nog niet uit.
Denk bijvoorbeeld aan die twee verliefde Canadezen uit Newfoundland. In 2012 gooien ze na een etentje een wijnfles in zee met daarin een briefje met de tekst: “Anita en Brads uitje naar Bell Island. Vandaag hebben we genoten van ons diner, deze fles wijn en van elkaar, op de rand van dit eiland. Bel ons als je dit briefje vindt.” Daaronder krabbelen ze hun telefoonnummer. Het paar trouwt in 2016 en krijgt drie kinderen. Dertien jaar later vinden Kate en John Gay de fles op het strand van Scraggane Bay in Zuid-Ierland en bellen de Canadezen. “We waren een jong verliefd paar en nu zijn we een ouder verliefd paar,” verklapt Brad blij op de Ierse radio. Hoe romantisch wil je het hebben?
Ik sta inmiddels op de Kippenbrug in Weesp en kijk somber voor me uit. Want ik kan hier nu wel een beetje lollig gaan zitten doen, maar er moet mij toch écht iets van het hart. Ik heb een lege beugelfles in mijn hand die ik in de gracht ga gooien. Ik heb er een briefje in gepropt met de tekst:
“Aan alle kinderen die op de vlucht zijn in Darfur. Mijn hart huilt als ik op de televisie zie dat jullie aan het hongeren zijn. Trek je niets aan van die geblondeerde paradijsvogel die hier de BTW op de boodschappen wil verlagen. Hij wil daar het geld van de ontwikkelingshulp voor gebruiken. Ik sloeg steil achterover van verbazing, zeker toen hij letterlijk zei: “Dan hebben ze misschien íets meer honger in Afrika maar híer niet.” Daarna lachte hij besmuikt om zichzelf. Lieve schatten, ik weet het, honger is verschrikkelijk. Ik heb het ooit van dichtbij gezien. Zo’n uitspraak is misselijk makend! Voordat deze fles Darfur bereikt zijn jullie misschien allang doodgehongerd. Daarom bied ik jullie nu alvast mijn excuses aan. Sorry! Sorry! Sorry!”
JAAP VAN DEURZEN