Landjepik. Wij speelden het vroeger in onze Rotterdamse volkswijk vaak. We tekenden een vlak van een paar vierkante meter op de harde zandgrond en deelden dat doormidden met een dikke streep. Vanuit ons ‘eigen territorium’ gooiden we dan een mes in het ‘land’ van de vijand. Als het daar trillend in de grond bleef staan, trokken we vanaf die plek een lijn tot aan onze eigen grens en lijfden het stuk schaamteloos in. Als een speler op een gegeven moment niet meer met één voet in zijn eigen land kon staan was het einde verhaal. Vaak sloegen we elkaar daarna als oorlogszuchtige straatschoffies gelijk op de bek. Er was altijd onenigheid over de hoeveelheid geroofd grondgebied. Lachen! Dat ‘The Donald’ nu landverovertje in Groenland wil gaan spelen, zónder of mét geweld, is natuurlijk te bizar voor woorden. Het doet me denken aan de lange reis die ik als beginnend verslaggevertje op het bevroren eiland maakte.
Het is een stralende zomerdag in 1989. Ik stap uit de transporthelikopter in Ilulissat in het westen van Groenland en sta als aan de grond genageld. Het landschap is weergaloos mooi. Ilulissat betekent IJsbergen en in zee zie ik honderden witte paleizen voorbijdrijven. Ik ben er om een artikel te schrijven voor het blad Intermediair. Daarna ga ik vakantie vieren bij een Deense vriend in het noordelijke stadje Upernavik.
Overal zie ik felgekleurde houten huisjes om me heen. Het lijkt alsof ze hap snap tegen de rotsen zijn gekwakt. Talloze sledehonden liggen er aan kettingen te luieren in de zon. In de zomer hebben ze niks te doen. Een Groenlander komt aanstappen met grote, gele lappen zeehondenspek en gooit die voor de honden neer. De grootste bruut van de roedel mag als eerste eten, de rest kijkt kwijlend toe tot hij klaar is. En dan gebeurt het.
Opeens komen er twee zwalkende Inuit mannen met geweren mijn richting op. Ze zijn stomdronken en beginnen te schieten. Niet op mij maar op de straatlampen. Mijn hart bonkt in mijn strot. Ik ga plat op mijn buik liggen. Ik ben als de dood dat ze struikelen en verkeerd mikken. Het geluid van de explosies weerkaatst tegen de rotswanden. De sledehonden beginnen massaal te janken. Het lijkt alsof ik in een arctisch circus ben beland met scherp schietende Eskimo’s en poolhonden als hoofdattractie.
Later hoor ik dat de ’goede week’ is begonnen, de dag waarop de Groenlanders hun tweewekelijkse uitkering krijgen. Sommigen zetten dat geld gelijk om in sterke drank. De twee mannen schieten vrolijk door maar raken niets. Ze nemen om beurten een flinke teug uit een fles aquavit. “De Groenlander drinkt om dronken te worden,” zegt antropoloog Gert Nooter, die een jaar lang op Groenland heeft gewoond. “Er worden vermogens aan uitgegeven voordat men zo ver is, drinken is sociaal geaccepteerd. Je bent er in ieder geval niet minder om.”
Als president Donald Trump aangeeft het grootste eiland ter wereld te willen kopen krijgt hij gelijk een keihard “Nej!” van de Deense premier Mette Frederiksen. Ze zegt dat de Groenlanders zelf mogen beslissen wat ze doen met hun land. De Inuit hebben gezegd niet happig te zijn om Amerikanen te worden. Toch wil Trump koste wat kost het strategisch gelegen eiland inlijven om het te beschermen tegen de dolle Russen en slinkse Chinezen. Hij zet de Denen stevig onder druk. De Scandinaviërs spreken er schande van. En terecht.
Stel je voor dat Wim-Lex het opeens op zijn heupen krijgt en België terug wil hebben. Precies 195 jaar geleden scheidden die zottekoppen zich van ons af. Dat akkefietje heeft nu lang genoeg geduurd, dat land moet terug. Vrouw Max vindt het ook goed, maar waarschuwt Willy wel. Ze verklapt dat haar vader in 1981 precies hetzelfde heeft geflikt met de Falklandeilanden en Sjors is toen van een koude kermis thuisgekomen. Maar Wim-Lex is eigenwijs en weet van geen wijken. Hij laat de twee overgebleven tanks uit het Militaire Museum in Soest rollen en trekt bij Hazeldonk de grens over richting Waterloo. Ik fantaseer nu even, hè?
Maar je houdt toch je hart vast als Trump iets dergelijks in het écht gaat doen? Het lijkt er namelijk op dat hij zich dit keer níet met een ‘nej’ wil laten afschepen. De dunne derrie loopt de Denen tussen de benen. Ze hebben als de wiedeweerga aangekondigd minstens twee miljard euro te gaan investeren in een betere bewaking van Groenland. Naast het bouwen van een paar nieuwe marineschepen willen ze ook de roemruchte Siriuspatrouille uitbreiden. Die speciale elite-eenheid bewaakt op hondensleden de 16.000 kilometer lange kustzone. Of je daar de oorlog mee gaat winnen, is de vraag. Het verhaal gaat dat president Trump gelijk aan de beademing moest toen hij over de Deense defensieplannen hoorde. Niet van schrik maar van het lachen.
Vilein wrijft Donny de autochtone Groenlanders in dat ze onder het Deense bestuur altijd tweederangsburgers zijn geweest in hun eigen land. Daar zit een kern van waarheid in. Tijdens mijn zes weken durende reis hoor ik de vreemdste zaken over de relatie tussen de Denen en de Inuit. De bestuurders in Kopenhagen hebben altijd beweerd het beste voor te hebben gehad met de Groenlanders. (Waar hebben we dat toch eerder gehoord?) Een van de dingen die me lang is bijgebleven van die reis is de levensgrote poster in de lobby van het Arctic Hotel in Ilulissat met daarop de tekst:
“WE KUNNEN HET ZELF!”
JAAP VAN DEURZEN