Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

HART & RITME

mei 25, 2025

Kent u die mop van de grijze man die naar Ierland zou reizen om aan een jaarlijks fietsevenement mee te doen? (Ik dus!) Die tocht waar ik de hele winter voor heb getraind. Reikhalzend heb ik uitgekeken naar het samenzijn met mijn twee zoons. Er is niets mooiers dan een weekje ‘bonden’ met de boys. Lekker met pappie mee. Jottem! Die ouwe idioot is voor een weekje wel te pruimen.   

Ik geniet in gedachten van de glazen Guinness en whisky die we in de pub zullen drinken, terwijl we naar traditionele Ierse muziek luisteren. Het zal lijken alsof we weer thuiskomen in Clifden waar ik ooit in een ander leven heb gewoond en gewerkt. Het stadje ligt hemelsbreed 1433 kilometer ten westen van Weesp in de oogstrelende streek Connemara op het randje van Europa. 

Ons gehuurde huisje zal er na vijf minuten uitzien alsof er een blinde gnoe in rond heeft staan springen. We zijn wat huishouden betreft alle drie een tikkeltje chaotisch.

Ik zie mijn jongste zoon Bob nog voor me als hij in het appartement bezig is met de fotoselectie voor zijn magistrale boek PIXEL. De foto van S. móet op een prominente plek in het boek komen. S. is Bobs eerste, grote liefde. Een halfjaar later sterft ze geheel onverwacht aan leukemie. Ze heeft zijn boek nooit gezien. Bob is kapot. Mijn vaderhart bloedt. Maar de mens is veerkrachtig. Het leven gaat door en S. zal voor eeuwig een plek in zijn hart hebben. 

Natuurlijk zit u te popelen om antwoord te geven op die prangende vraag in zin 1: “Kent u die mop van de grijze man die..” Ik kan dat antwoord uittekenen: “Die ging niet! Hahaha!” Gefopt, want hij ging wél, maar fietsen, ho maar.

Dit script verandert plotsklaps in een medische mini-thriller. Al een tijdje zie ik thuis tijdens fietsritten mijn hartslag oplopen naar 160 slagen per minuut, terwijl ik gewoon rustig aan het peddelen ben in de platte polder. Dat is vreemd, want ik ben topfit! Ook tijdens de cardiotraining in de sportschool fiets ik constant in het ‘rood’. Ik doe een test bij de huisarts en krijg direct de diagnose: boezemfibrilleren. Het is een lichte hartritmestoornis waar je oud mee kunt worden.  

Daar twijfel ik inmiddels wel aan. Want midden in de nacht word ik in Clifden opeens wild hijgend wakker. Het is alsof Magere Hein een plastic Lidl-tasje over mijn kop aan het trekken is. Ik haal adem door een rietje en krijg bijna geen zuurstof binnen. Als een gup op het droge hap ik naar lucht. Wat is hier aan de hand? “Ik ben klaar met je, Jacobus,” fluistert een stemmetje in mijn oor. Ik kijk in de vlammende ogen van Beëlzebub. 

Mijn buik is enorm opgezwollen. Het lijkt alsof er een Skippybal in zit. De hele nacht zit ik op het randje van mijn bed en overdenk mijn zonden. Is het einde oefening? Even tot hier en niet verder? Tranen van angst en zelfmedelijden rollen over mijn wangen. “Stop hiermee, mafkees! Doe normaal!” piep ik opeens astmatisch tegen mezelf. Ik herpak me. Wat zullen we nou krijgen? Actie! Het is nog dauwvroeg maar er moet wél iets gebeuren.

Zoals altijd heeft elk nadeel zijn voordeel. In de ochtend maak ik een jongensdroom waar. In een kanariegele ambulance word ik met spoed naar het ziekenhuis in de stad Galway gereden. Ik hoop heimelijk dat de sirene en de blauwe zwaailichten aangaan onderweg. Bijna twee uur lang stuitert de ziekenwagen tijdens een wilde rit over de bultige asfaltweg. De ambulancechauffeur is een adrenaline-junkie die besloten heeft het leven van de zwaar hijgende Dutchman te redden. Dit is een avontuur!

Ik lig vastgeketend aan een bloedrukmeter, die elke tien minuten de actuele bloeddruk monitort. Om mijn linker wijsvinger zit een saturatiemeter om het zuurstofgehalte in mijn bloed bij te houden. De sympathieke verpleegkundige die naast me zit, vertelt me zijn levensverhaal en verklapt tegelijkertijd wat zijn favoriete hobby is. Ik weet nu alles over de roestige ingewanden van zijn vier stokoude Fords.

In het ziekenhuis van Galway krijg ik een vipbehandeling en per abuis ook een nieuwe identiteit. Ik ben nu mister Van. De Pakistaanse verpleegster heeft geen flauw benul dat die Van Deurzen ook nog een échte voornaam heeft. In een bloedvaart worden er hartfilmpjes en röntgenfoto’s gemaakt, drie buizen bloed worden schaamteloos uit mijn lichaam getapt. Zes uur lang word ik bepoteld en binnenstebuiten gekeerd. 

Uiteindelijk krijg ik het advies om geen 140 kilometer op één dag te gaan fietsen. “U kunt gaan,” zegt de arts. Ik krijg een brief mee voor de specialisten thuis, want we zijn er nog niet. Even later sta ik op straat met een zakje pillen. Ik moet zelf uitzoeken hoe ik weer terugkom in Clifden, dat tachtig kilometer verderop ligt. Ik houd hartstochtelijk veel van de Ieren. Het ‘ontslag uit het ziekenhuis’ geeft me een geruststellend gevoel. Als mijn medische conditie zorgelijk zou zijn, dan hadden ze me wel gehouden, redeneer ik. Alles sal reg kom. De laatste bus is al vertrokken. Ik bestel een taxi. Mijn twee mannen omhelzen me liefdevol als ik binnenstap. Wat kan het leven toch mooi zijn.      

JAAP VAN DEURZEN