Blond en ik zijn bij toeval getuige geweest van een ontluikende lente liefde. Als geraniumsnuiver heb ik tegenwoordig ruimschoots de tijd om mijn sociale omgeving goed in de gaten te houden. ’s Morgens zitten Blond en ik uitgebreid aan het ontbijt voor het raam. We filosoferen over de toestand in de wereld, vinken gezellig alle vermoorde dictators in bananenrepublieken af, laten ons licht schijnen over de corona-perikelen en discussiëren over wat we die avond zullen eten. De gracht is een heuse kraamkamer. Pa en ma Zwaan hebben zeven jonkies en zeilen vorstelijk met hun kroost over het water. Ze hebben het nest van de meerkoeten ingepikt en uitgebouwd. Die zitten nu met hun jongen in de annex, pal naast de zwanen, want een meerkoet maak je niet gauw gek. De eenden dobberen met hun twaalf kuikens voor onze deur. Alles is pais en vree.
Tot Blond op een dag opeens opspringt en gilt: “Oh, kijk nou eens, die twee honden zijn aan het vechten.” Ik kijk naar buiten en zie het hitsige liefdesspel tussen een Duitse staande en een loops teefje. Duitse ‘Heinrich’ heeft zich als een Junker Ju 87, beter bekend als de Stuka, op het achterdek van het teefje gestort. Het langgerekte beestje ziet eruit als een kruising tussen een teckel en een muskusrat.
De beide baasjes, een man en een vrouw van in de dertig, zijn totaal overrompeld. Een macaber schouwspel begint. Beiden proberen een eind te maken aan de ordinaire orgie en beginnen als malle Eppies om elkaar heen te draaien om de hondjes te ontvlechten. Maar ze onderschatten de promiscuïteit en de wilskracht van langharige ‘Henkie,’ die koste wat kost zijn Blitz-wip af wil maken. Op een gegeven moment hebben de hondenbezitters zich als een onhandig sadomasochistisch stel met de leren hondenriemen hopeloos vastgesnoerd en staan stijf tegen elkaar aan. En dan gebeurt het, zij kijkt hem aan en ik hoor gelijk de sonore stem van Cornelis Vreeswijk in: De nozem en de non.
In het vroege voorjaar
ontmoetten ze elkaar
Hij keek haar in haar ogen
en toen was de liefde daar
Ja, toen was de liefde daar
De vonken lijken ervan af te spatten. Tenminste, die invulling geven wij eraan, want de twee gieren het uit.
Ik denk gelijk aan de gelikte PLUS-voorjaarscommercial. In dat filmpje over een supermarktketen zien we de Britse actrice Katie Clarkson Hill naar een koelvak lopen om er een product uit te pakken. Een boomlange vent meldt zich brutaal op dezelfde plek en wil per se ook iets uit dat vak hebben. Zij kijkt hem aan met haar helblauwe ogen en geeft hem de ruimte. De scene wordt meesterlijk geacteerd, want terwijl hij wegloopt en nog even schalks omkijkt, slaat zij verlegen haar ogen neer. Dit is flirten voor gevorderden. Het tafereel bij het koelvak herhaalt zich nog tweemaal.
De volgende keer staat zij er als een verlegen puber bij en kijkt hulpeloos om zich heen. Hij is niet op komen dagen. Als ze teleurgesteld bij de kassa staat duikt de lange lover plotseling achter haar op. Hij verplaatst het balkje op de lopende band, dat de boodschappen scheidt, en legt zijn spullen naast de hare en ze leven nog lang en gelukkig.
Tegen die tijd kan ik Blond opvegen. Ik zie haar mijmeren over vroeger. Ik kom haar tegen in lijn 2 in Rotterdam-Zuid en maak haar uitbundig aan het lachen. Dertig jaar later ontmoet ik haar opnieuw en ik flik hetzelfde kunstje. Ik zit nu naast haar op de bank en we zien Cupido meedogenloos toeslaan op de gracht.
Want ons vermoeden over een prille lente-liefde komt uit. Elke dag komen de eigenaren van het laag-bij-de-grondse ‘vuilnisbakje’ en ‘Heinrich’ elkaar op exact hetzelfde tijdstip tegen. De honden zijn allang op elkaar uitgekeken, maar de liefde tussen de man en de vrouw lijkt te floreren. Dagelijks babbelen ze op het bankje alsof hun leven ervan afhangt. Op een dag ligt zijn arm over haar schouder en likken ze samen aan één ijsje. Blond en ik geven elkaar enthousiast een high five en ik tik twintig euro af want ik heb de weddenschap verloren. Dondert niet, want wat kan het leven soms mooi zijn!
JAAP VAN DEURZEN