Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

Lenie

nov 22, 2020

Het is stil op de gracht. Lenie is er niet meer. Het is niet te bevatten. Elke dag kijk ik omhoog naar het minuscule balkon van haar mooie hoekhuis. Vanwege de pandemie heeft ze er de hele zomer gezeten en uitgekeken over de gracht en de Kippenbrug. ”Ik heb het hogerop gezocht, Jaap!” echoot haar humorvolle stem door mijn hoofd.

Ik begrijp het, u woont in Dantumadeel en u heeft geen flauw idee wie Lenie is. En toch kent u haar, omdat ze deel uitmaakt van dat leger lieve vrouwen die het leven zo mooi maken. Iedereen kent wel een ‘Lenie’. Sluit je ogen en je kunt ze zo uittekenen. Met een dienblad vol bierflesjes kruipen ze onder het beeldscherm van de televisie door. De heren bedienen is één ding, de heilige voetbal-mis verstoren is iets anders.

Ze brengen bloemen naar eenzame buurvrouwen, waar ze elke dag mee babbelen. Ze vormen een warme deken voor nieuwkomers in de buurt. Niets ontgaat ze. Ze zijn het onmisbare sociale cement van onze samenleving en staan altijd voor iedereen klaar. En maar geinen. En maar lachen. En maar lief zijn en zorgen. 

”Hoe is het met je knie, Jaap,” roept ze van bovenaf. Ze heeft me na een knieblessure zien strompelen. Even later komt ze twee haringen brengen. ”Ach, lieverd, je liep zo te hinkelen met dat pootje van je!” zegt ze met dat tegen Amsterdams schurkende accent. Even later is ze weer terug omdat ze bloemen is vergeten voor Blond. Hij haring, zij een ruikertje tegen de stank.

Eli en Lenie zijn een prachtig paar apart. Op hun zelfgecreëerde terrasje aan de gracht vormen ze een Weesper archief van bijna 160 jaar, ze kennen iedereen. Jarenlang bestieren ze het jachthaventje in het vestingstadje aan de Vecht. Er wordt gezongen en gefeest in dat kleine café aan de haven. Ze werken zich een slag in de rondte. Het schitterende hoekhuis met de erker en het balkon is hun juweel op de kroon.

Dat mini-balkon wordt overigens hun redding. Op een avond ruiken we de brand eerder dan we hem zien. Opeens is er reuring op de gracht en zien we de buren aan de overkant hun huis uit stormen. De woning van Lenie en Eli staat in brand. De twee zijn het balkon op gevlucht, dat grenst aan hun slaapkamer. Ik zie Lenie machteloos ineengezakt achter het gietijzeren hekwerk zitten. De kamer onder haar staat in lichterlaaie. De brand is begonnen in de keuken. Het echtpaar ligt dan al lang en breed op bed op de bovenste verdieping.  

Het balkon is de enige vluchtroute, want het trapgat naar de huiskamer beneden staat vol pikzwarte rook. Eli vraagt zich op die kenmerkende harde toon van een man met gehoorproblemen af waar de brandweer blijft. We roepen dat er hulp onderweg is en dat hij de deur naar de slaapkamer dicht moet duwen vanwege de tocht. Maar Eli hoort ons niet want zijn gehoorapparaat ligt op dat moment te smelten in de vlammen op de eerste verdieping. Lenie roept zachtjes om hulp.

Het komt goed, de twee worden gered door de brandweer. Het pand wordt herbouwd en ziet er na een tijdje smetteloos uit. Voor we het weten zit het onafscheidelijke paar weer aan het water in de zon. Zij met een wijntje, hij met een biertje. ”Wie zeurt wordt in de gracht gepleurd!” roept Lenie levenslustig. Ze grossiert in dat soort uitspraken. ”Ach lieverd, een dronken leven is ook een geregeld leven. Geloof me, van bier kun je beter pissen dan van een korst brood.”

En dan gaat het mis. Lenie vermagert. De pomp begint te haperen, een hartoperatie is noodzakelijk. Het moet een routineuze ingreep worden, maar gaandeweg wordt duidelijk dat er meer aan de hand is. Het is zware motorpech. De hartspecialisten gaan manmoedig aan de slag en het lijkt zelfs te gaan lukken. Maar na een operatie van tien uur slaat Magere Hein alsnog zijn slag en haalt haar op. Een erehaag van buurtbewoners met rode rozen in de hand staat langs de gracht als de witte lijkwagen stapvoets voorbijrijdt. Eergisteren zou ze tachtig zijn geworden. Wat kun je iemand toch verschrikkelijk missen. Het is akelig stil geworden op de gracht.

JAAP VAN DEURZEN