Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

PASEN & PASSANTEN

apr 9, 2023

Mensen komen. Mensen gaan. Blond en ik houden vanachter de geraniums het wel en wee van onze Weesper stadsgenoten nauwkeurig in de gaten. Zo zitten we tijdens de ochtendkoffie te mijmeren over het feit dat we Pipo al een eeuwigheid niet meer hebben gezien. We vragen ons af of hij is gaan hemelen?    

We noemen hem Pipo vanwege het rode ijsmutsje dat hij op zijn hoofd heeft. Het is een graatmagere man die punctueel elke dag aan ons huis voorbij wandelt. Weer of geen weer. Met chirurgische precisie steekt de zeventiger op exact dezelfde plek de weg over als de dag ervoor, diagonaal over de verkeersdrempel. We zijn er tijdens onze antropologische mini-studie achter gekomen dat de mens een gewoontedier is.  

Opeens is Pipo terug van weggeweest. Blond geeft een enthousiast gilletje als ze hem ziet lopen. Als twee idioten springen we tegelijk op en beginnen te applaudisseren. Het is alsof Wim Lex in levenden lijve voorbij stiefelt met ma Trix op zijn rug. Tegenwoordig draagt Pipo een opvallend geel hesje. Qua kleur staat dat in schril contrast met zijn rode mutsje. Spontaan verzinnen we een nieuwe bijnaam: ‘De Gele Graat’. Zijn manier van lopen is nog precies hetzelfde. Het is alsof hij met zijn lange, dunne stelten in de uitgesleten mal stapt van zijn vorige wandelingen.  

De volgende klant met zo’n rotsvaste routine is al in zicht. Blond noemt hem beurtelings ‘De Rus of de ‘Tsjech.’ Het Oostblok is nooit haar favoriete bestemming geweest. Ik noem hem ‘mijn broer’ omdat ik mezelf in hem zie, als ik straks tien jaar ouder ben. Daar word ik niet vrolijk van, want de man loopt uiterst ongemakkelijk.

Maar ach, de ‘Tsjech’ loopt helemaal niet meer, hij hinkt. Zijn linkerbeen is onder de knie geamputeerd. Dagelijks rijdt hij in een elektrisch wagentje voorbij. De sympathieke man vertelt Blond dat hij een ernstige vorm van suikerziekte heeft. In het ziekenhuis blijkt dat zijn onderbeen niet meer te redden is. Einde oefening. Met zijn droevige, blauwe ogen kijkt hij haar aan en steekt een sigaret op en zegt: ‘Ik rook nog wel, anders heb ik helemaal niks meer aan mijn leven’. Als hij wegrijdt blijft er een sliert grijsblauwe rook achter het karretje hangen.

Ik denk gelijk aan onze bejaarde jogger Usain Bolt. (Onze bijnamen kunnen behoorlijk smakeloos zijn.) Het kan natuurlijk liggen aan het jaargetijde maar ook hem hebben we al in tijden niet meer gezien. Ik houd mijn hart vast.

Hij lijkt schijndood en jogt als in een vertraagd videobeeld. Voetje voor voetje. Toch dwingt de reus respect af. Elke dag verwachten we dat hij zal bezwijken. De jogger heeft een blauwe zweetband op zijn vuurrode voorhoofd en sjokt als een op sterven na dood dieseltje voorbij.

Och, wat hebben we staan jubelen als hij aan kwam tuffen. Doe het hem maar eens na op die leeftijd, roepen we elke keer weer. Maar hij jogt niet meer, in ieder geval niet aan de overkant van de gracht. Toch houden we hoop en duimen voor hem. Je weet het nooit. Old soldiers never die, they simply fade away.

We overwegen om een opsporingsbericht uit te laten gaan voor het ‘Liefdespaar’. Waar zijn de minnaars gebleven? Is de grote vriendelijke reus mantelzorger af? Zijn de twee verhuisd? Is de liefde voorbij, of ..? Alle berichten zijn welkom.

Het zijn veertigers. Zij heeft een aandoening en zit al jaren in een scootmobiel, die zij met één hand bestuurt. Met de andere houdt ze de hand van haar partner stevig vast. Het is een lieflijk tafereel dat Blond bijna elke dag tot tranen toe beroert. Het paar zwoor elkaar waarschijnlijk ooit eeuwige trouw, ook op weg naar de Appie. Op de terugweg lift hij soms met volle boodschappentassen mee op de achterste tree van haar scootmobiel… Maar dat is al een tijdje geleden.

Noodgedwongen richten we onze blik op nieuwe passanten. Zo fietst er elke dag een man voorbij in een spierwitte, overkapte ligfiets, die we wisselend de ‘Zetpil’ of de ‘Rollende Lijkkist’ noemen. Geluidloos rijdt hij de Utrechtseweg op en zoeft in de richting van de Weesper begraafplaats. Soms komt hij in tegenovergestelde richting de ‘Dinky Toy’ tegen. Dat is een piepklein, vuurrood invalidenwagentje. De eigenaar heeft op het dak een grote zwarte sleutel gemonteerd. Het wagentje lijkt zo op een speelgoedautootje dat opgewonden kan worden. Humor! Aan de overkant zien we Pipo op de terugweg het parkje rond de verdedigingswerken van de vestingstad inlopen.

Opeens, als in een lichtflits, zien we de twee. We kijken elkaar stomverbaasd aan. Krijg nou wat. Het Liefdespaar is retour! De grote man en zijn vrouw lopen weer hand in hand in de richting van het centrum van de stad. Dit is een paascadeautje. Het tafereel heeft wel iets weg van een wederopstanding. Het lijkt alsof ze het haar heeft geblondeerd, maar misschien heeft het altijd wel zo gezeten. Ik weet het niet meer, het is zo lang geleden. We waren meer gefocust op de manier waarop ze zo intiem hand in hand liepen. Dondert niet. Ze zijn terug. ‘Hij is natuurlijk een lichtmatroos die maandenlang op zee is geweest. Daar lijkt hij me wel een type voor,’ blèrt Blond. Ik heb geen flauw idee wat een lichtmatroos is. Ik heb niks met oceanen en word al zeeziek in een sloep op de Vecht. ‘Kijk toch eens,’ zegt Blond. Haar stem klinkt gesmoord. “Wel een beetje moeilijk sturen zo,’ zeg ik nuchter. Ze kijkt me verwijtend aan. Tranen biggelen over haar wangen. ‘Dat is toch hartstikke lief, zie je dat niet? Daar kun jij nog wat van leren,’ zegt ze sarcastisch. Haar rechterarm gaat weifelend omhoog, alsof ze naar het paar wil zwaaien, maar ze bedenkt zich. Zo goed kennen we die twee ook weer niet.

De klokken van de Laurenskerk beginnen te luiden. Vrolijk Pasen, is de boodschap. Een lentezonnetje schijnt. Een oude vrouw schudt een plastic tasje vol broodkorsten leeg in de gracht. Zwermen meeuwen en eenden duiken er in een wilde, fladderende kluwen bovenop. In Weesp is alles pais en vree, hoezee. We gaan morgen niet naar de meubelboulevard. 

JAAP VAN DEURZEN