Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

Passanten

jun 14, 2020

“Wat heeft Pipo nou aan?” vraagt Blond verbaasd tijdens ons nieuwe gezelschapsspelletje: ‘Mensjes kijken.’ Ja sorry, je moet wat als al je commerciële opdrachten zijn geannuleerd vanwege die verdomde crisis. Ze wijst naar de graatmagere wandelaar die punctueel aan zijn dagelijkse wandeling is begonnen. Zijn hesje heeft een andere kleur dan normaal. Blond heeft daar oog voor. We noemen hem Pipo vanwege het rode ijsmutsje dat hij op zijn hoofd heeft. Dat is een constante, weer of geen weer. Met chirurgische precisie steekt de zeventiger op exact dezelfde plek de weg over als de dag ervoor, diagonaal over de verkeersdrempel. We zijn er tijdens onze antropologische mini-studie achter gekomen dat de mens een gewoontedier is. Het is écht frappant om te zien als je er op gaat letten.   

De volgende klant met zo’n rotsvaste routine is al in zicht. Blond noemt hem beurtelings ‘De Rus of de ‘Tsjech.’ Het Oostblok is nooit haar favoriete bestemming geweest. Ik noem hem ‘Mijn Broer’ omdat ik mezelf in hem zie, als ik tien jaar ouder ben. Daar word ik niet vrolijker van. De man loopt uiterst ongemakkelijk en heeft een bloeddoorlopen drankneus. Blauwe aderen meanderen over zijn wangen.

Als opgewonden, seniele kleuters voorspellen we waar hij dit keer zijn sigaret zal opsteken. Want dat is zijn vaste ritueel. De vraag is, doet hij dat bij de boom of bij het bankje? Meer smaken hebben we niet. De weddenschap staat. “Het bankje,” bluft Blond. Dit moet echt geen maanden meer gaan duren anders ga ik ijlen. 

We zijn blij om de schoolgaande meiden weer te zien op hun oma-fietsen met zo’n voordrager. Die bagagedragers boven het voorwiel, waar de tassen op staan, waren op een gegeven moment opeens in. Elke zichzelf respecterende bakvis moest zo’n bakfiets hebben. De meisjes zijn bijna inwisselbaar met hun sneakers, spijkerbroeken en lange blonde haren.

Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Ik fietste als puber naar school met zo’n minuscule militairgroene ‘pukkeltas’ om mijn schouder, want dat was hip. Je haalde ze bij de legerdumphandel. Alleen Gerard niet, die eigenlijk Theo heette, maar om de één of andere reden had ik een blokkade tegen die naam.  Gerard had lang dun haar en smalle tot aan zijn kaaklijn doorlopende bakkebaarden, een fondsbril en een bloedmooie vriendin. Als wij voetbalden las hij boeken van Jean Paul Sartre, terwijl zij hem smoorverliefd van opzij observeerde. Bewonderend ook, alsof hij zijn lectuur achterstevoren in het sanskriet aan het lezen was. Zijn boeken vervoerde hij in een wit plastic boodschappentasje. Prachtige man. 

Terug naar de geraniums. Het ‘Liefdespaar’ is in aantocht. Het zijn sympathieke veertigers. Zij heeft een aandoening en zit al jaren in een scootmobiel, die zij met één hand bestuurt. Met de andere houdt ze de hand van manlief stevig vast. Het is een lieflijk tafereel dat Blond bijna elke dag weer tot tranen toe beroert. Het paar zwoor elkaar blijkbaar eeuwige trouw in voor-en tegenspoed. Ook op weg naar de Appie. Op de terugweg lift hij af en toe mee op de achterste tree van haar scootmobiel. Een gevulde boodschappentas in één hand. Het is een vreemd gezicht want de man is ongeveer twee meter lang en de helft zo breed. 

Eindelijk is daar mijn favoriete passant, een fitte tachtiger. Hij lijkt schijndood en jogt als in een vertraagd videobeeld. Voetje voor voetje. Toch dwingt de bejaarde reus respect af. Elke dag verwachten we dat hij voor onze deur zal bezwijken. De jogger heeft een blauwe zweetband op zijn vuurrode voorhoofd en sjokt als een op sterven na dood dieseltje voorbij. Volkomen uit zijn verband gerukt moet ik denken aan de wijze woorden van apostel Paulus: “Als ik machteloos ben, ben ik sterk!” Waarvan acte, blijf alsjeblieft nog jaren doorlopen, ouwe vriend!

JAAP VAN DEURZEN