“Wat vind jij van deze naaldhakken? vraagt Blond op een windstille dag tussen neus en lippen door. Ze duwt haar mobieltje onder mijn neus en ik kijk naar een foto van een paar pumps. Ze zijn zwart en made in Italy. ”Mooi”, zeg ik als een weke kwee, hoewel ik er zeker van ben dat er nog zes paar in de kast staan. (Dat blijkt later niet te kloppen.)
“Ze zijn ook niet zo duur, hè?” brabbel ik naïef. Natuurlijk lul ik uit mijn nek, want ik heb geen idee wat die minuscule muiltjes moeten kosten. Ik zie wel gelijk beelden voor me van straatarme Italiaanse schoffies van een jaar of tien, die in smerige schoenen-ateliers reepjes leer voor baas Bullebak staan te snijden. Maar kinderarbeid zou inmiddels zelfs in het arme zuiden van Italië zijn verbannen, hoewel ze in Napels nog hardleers schijnen te zijn.
Blonds gezicht betrekt. Resoluut legt ze haar mobieltje op tafel, schudt haar hoofd en zucht: “Ik heb tegenwoordig zó’n moeite om dit soort bedragen aan mezelf uit te geven. Gek hè? Alles is zó krankzinnig duur geworden. Een spijkerbroekie voor 170 euro! Dat heb ik er gewoon niet voor óver.” Ik ruik onraad, maar ik ben een geboren pleaser en een nat vloeitje. Voor ik het weet, kraai ik opgewonden: “Nou, dan krijg je die schoenen toch van mij!” Ik lach erbij alsof ik net de staatsloterij heb gewonnen. “Oh, wat lief,” hijgt ze. Vervolgens heb ik nog nooit zo snel een buitendeur horen dichtklappen. Blond treint luid fluitend naar Hilversum om haar favoriete schoenenwinkel te bezoeken. Ben ik er nou met boter en suiker ingetuind? Absoluut niet! Ze geeft inderdaad héél erg weinig uit aan zichzelf. Ik noem haar in balorige buien wel eens de kringloop-koningin. Veel kwaliteitskleding koopt ze namelijk zonder schroom tweedehands. Ze is wat hergebruik betreft de schaamte voorbij.
Ze woont, met haar kledingmaatje zesendertig, natuurlijk wel in een gezegende regio van ons land. We schurken hier in Weesp tegen het welvarende Laren en Blaricum aan waar verwende krengen al gauw verveeld raken van hun peperdure kleding. (Sorry dames, ik chargeer nu even) U kent de types wel, die in de dolkomische serie Gooische Vrouwen worden gepersifleerd als kwistige, drankzuchtige lellebellen.
Ze leveren hun afgedankte kleding af bij tweedehands zaakjes met exotische namen als De Paskamer, Reshare Stores of Appel & Ei. De gedumpte kledingstukken worden gestoomd en zien er, na twee keer te zijn gedragen, vaak nog uit als nieuw. De Gooische vrouwen krijgen een deel van de opbrengst retour. Dat geld wordt waarschijnlijk in veel gevallen direct besteed aan flessen Chardonnay. Anderen kijken in de spiegel naar hun zonnebank-bruine, verkoolde koppen en schenken van schrik het bedrag aan de Nederlandse Brandwonden Stichting. Dat is dan een win-winsituatie, want het slechte geweten wordt gelijk gesust.
In het straatarme zuiden van Limburg gaat het er anders aan toe. Daar leven hele kuddes vrouwen onder de armoedegrens. Zes jaar geleden is in Vaals de Ruilwinkel gestart. Een paar duizend burgers, die financieel weinig te makken hebben, krijgen daar een pasje waar punten op staan die een bepaalde waarde vertegenwoordigen. Voor drie punten heb je al een C&A-truitje voor een volwassene. Voor een kinderjasje tik je twee punten af. In deze winkel is geen euro te bekennen. We hebben het hier dan wel over één van de rijkste landjes ter wereld. “Ja jongen, het is oneerlijk verdeeld,” hoor ik mijn moeder nog zeggen. Ook zij had het niet breed en flanste, tot mijn grote verdriet, op een oude Singer veel van mijn kleding zelf in elkaar. Het is allemaal goed gekomen.
Om de zoveel tijd stapt Blond de kamer in en showt één of ander kledingstuk van de beau monde uit het Gooi. Haar verhaal is altijd hetzelfde: “Deze jurk kost normaal gesproken klauwen met geld, maar ik heb hem écht voor een prikkie gekocht! Kijk eens, dit is een héle chique jas van Paolo Huppeldepup uit Milaan. En wat vind je van dit een jurkje van Annelies Rottekies, de breiende boerin uit Tytsjerksteradiel?” (Ik noem maar even een paar fictieve modemerken. Maar dat had u al door.) “Daar betaal je in de winkel zomaar vijfhonderd euro voor. Ik heb hem voor 75. Mooi hè? Ik heb daar toch zó’n lol in, joh!”
Alleen of samen met een vriendin stroopt ze elke maand de jachtvelden rond Bussum en Blaricum af en komt vaak thuis met een of andere textieltrofee. Maar de zwarte pumps zijn nieuw. Assepoester zou er een dubbele moord voor doen. “Voel eens aan dat leer!” zegt ze. Ik mag ze thuis uitproberen. Als ik het niks vind mag ik ze terugbrengen.” Parmantig paradeert ze op de stiletto’s voor de spiegel. Ik zou ter plekke mijn nek hebben gebroken op die dingen, maar volgens mij is zij aan naaldhakken de baarmoeder uitgetrokken. Verguld kijkt ze me aan. “Ik vind ze heel erg mooi. Dank je wel. Borreltje doen?”
JAAP VAN DEURZEN