Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

SMARTPHONE & TERREUR

feb 18, 2024

‘Ik heb vandaag geen zin om te koken, hoor! Ik heb een héle drukke dag gehad. Dus we gaan gezellig uit eten,’ heeft de vrouw waarschijnlijk met de moed der wanhoop geroepen. Ze ziet er afgetobt uit en heeft diepdonkere randen onder haar ogen. De inderhaast aangebrachte kersenlippenstift en de plekken rouge op haar wangen hebben haar gezicht veranderd in een clownsmasker met twee nepzonnetjes.

De ouders zijn beginnende veertigers. De dochter is rond de vijftien en het jongetje tikt twaalf aan. Ze ploffen neer bij het raam van het Italiaanse restaurant. De twee kinderen en hun boomlange vader vissen ergens een mobieltje vandaan en dompelen zich onder in hun eigen digitale kosmos. Het zoontje, dat oordopjes in heeft, begint verbeten aan een gewelddadig computerspelletje. Zijn duimen dansen vingervlug over de toetsen. Zijn harde jongenslijf schudt heen en weer van de spanning. De man schermt zijn beeldscherm af en zit besmuikt te grinniken. De dochter scrolt obstinaat met haar wijsvinger op een iPhone. De vrouw kijkt een tijdje moederziel alleen om zich heen en vraagt dan aan het meisje: ‘Heb je een leuke dag gehad, schat?’ De bakvis bromt iets onverstaanbaars, wappert met haar hand en schudt het hoofd. Het is het universele gebaar voor: ‘Even niet storen!’ De vrouw kijkt hulpeloos naar haar man, maar die geeft geen sjoege. Hij is zelf druk bezig op zijn telefoon. Hoofdschuddend pakt ze een licht roze mobieltje uit haar tas en tikt een wachtwoord in. Aan tafel heerst de stilte van een familiegraf. Blond en ik kijken gebiologeerd toe. 

‘Kan ik wat lekkers voor jullie inschenken?’ roeptoetert het serveerstertje plotseling okselfris uit het niets tegen het kwartet gebogen koppen. ‘Wát!?’ snauwt de vader geïrriteerd. ‘Wilt u iets drinken?’ vraagt het meisje drie octaven minder enthousiast en begint te blozen. ‘Oh, ja, uh, doe maar water of zo,’ antwoordt de man met een wegwerpgebaar en buigt zich weer over zijn smartphone. Opnieuw kijken we tegen zijn kalende kruin aan. Het restant van zijn uitgedunde kapsel ligt als een ingevette Zeeuwse bolus op zijn schedel.

‘Wel een karafje, hè, géén fles!’ roept de moeder tegen de rug van het meisje. Dochterlief rolt met haar ogen en zucht hoorbaar. ‘Wat doe ik in dit gat?’ zie ik haar denken. De vier bekijken de menukaart. Het dienstertje zet een bordje met stukjes stokbrood op tafel en een kannetje olijfolie en lacht lief. ‘Gatver,’ roept de dochter vol afschuw, alsof er dampende drollen voor haar neus zijn gezet.

‘Hé, Savanna, doe eens effe normaal, zeg. Dan laat je het toch gewoon staan, heb je al iets uitgekozen?’ reageert haar moeder fel. ‘Hebben ze hier ook iets vegetarisch? De kaas op de pizza die ik vorige keer had was net een kwak snot, dat moet ik-écht-niet-meer,’ jengelt de puber nurks en kijkt haar moeder vernietigend aan. ‘Ik-wil-ook-écht-géén-kraanwater-drinken. Dat-is-zó-óntzettend-smerig! Waarom-kan-ik-geen-cola-krijgen?’

Opeens gooit het zoontje zijn mobieltje op tafel en steekt triomfantelijk zijn armen omhoog en gilt: ‘Wow, pap, 2500 punten, ik heb ze allemaal kapotgeschoten!’ ‘Goed zo, kerel,’ antwoordt zijn vader en geeft hem een high five. Zijn zus rolt opnieuw met haar ogen. Ze haat iedereen, ook haar imbeciele broertje. ‘Au!’ gilt het manneke. ‘Waarom schop je me?’ schreeuwt hij tegen zijn zus en grijpt naar zijn scheenbeen. ‘Ik schop niet, ik strek mijn benen uit, stel je niet aan, joh.’ De moeder staat op het punt om in tranen uit te barsten. De vader blijft stoïcijns op zijn telefoon kijken.

De pizza’s worden geserveerd en iedereen begint de kleurige wagenwielen in hapklare driehoeken te zagen. Tijdens het eten zijn alle ogen gericht op de smartphones op tafel. Ook de moeder heeft het opgegeven en veegt met haar vingers over het schermpje van haar mobieltje. Gedurende de hele maaltijd wordt er geen woord gewisseld. Het meisje knaagt muizenhapjes van haar pizza en laat duidelijk haar walging blijken. Vader en zoon hebben in een mum van tijd hun pizza’s weg gegorgeld.

De moeder legt de overgebleven stukken van haar Pizza Romana en de aangevreten Al Padellino-variant van haar dochter op een bord en wenkt het bedeesde kelnerinnetje. ‘Heb jij even een doos voor mij, dan neem ik dit mee naar huis. Ik vind het zó zonde om het allemaal weg te gooien,’ zegt ze vermoeid. ‘Voor-mij-hoef-je-dat-écht-niet-te-doen-ik-eet-het-toch-níet-op!’ blaft het bozige pubermeisje. Ze slaakt een diepe zucht en zakt verveeld onderuit en kijkt weer op haar telefoon. Agressief rammelt ze met haar duimen op de toetsen. 

Na het afrekenen stapt het dysfunctionele gezin met de pizzadoos de stromende regen in. Blond en ik staren elkaar verbijsterd aan. Het is alsof we zojuist naar een absurde, stomme, futuristische film hebben gekeken.   

JAAP VAN DEURZEN