De Sint meert zijn stoomschip dit jaar af op een geheime plek in onze delta. Heb ik weer. Daar gaan mijn twee ‘kaatsenballen’ in een net, waar ik net mijn zinnen op had gezet. Waarschijnlijk weet geen kind meer wat een kaatsbal is. Moet je straks voor de lol eens proberen op straat: ‘Hallo meisje, wil jij lekker met me kaatsenballen?” Heb je gelijk pa’s vuistbijl in je voorhoofd of de zedenpolitie op je dak.
Vroeger kaatsten de meiden bij de vleet, op straat of in de gang. Met vier, vijf ballen tegelijk, tegen de muur, bovenhands, onderhands, onder de benen door. Ze zongen er liedjes bij met verdachte teksten zoals: ‘Karel 1 brak zijn been,’ ‘Karel 4 dronk 4 bier,’ ‘Karel 5 sloeg zijn wijf….’ Bij elk regeltje hoorde een nieuwe behendigheidsoefening. Die van dat bier heb ik altijd onthouden (4 x de hand naar de mond) Nummer 5 volgde vanzelf als ik thuiskwam. Maar ja, die tijd is voorbij, kinderen zitten tegenwoordig binnenshuis te klieren op een iPad en die kun je moeilijk tegen de muur ketsen, hoe graag je ook zou willen.
Over ketsen gesproken, terwijl de meisjes aan het kaatsenballen waren gingen de jongens ‘kogelen.’ Dat was een soort neanderthaler vorm van knikkeren. Ik woonde vroeger op de rand van een Rotterdamse Vogelaarwijk. Ons benedenhuis lag ingeklemd tussen de kazerne, de Stinkhaven en de melkfabriek. ’s Avonds werden de melkwagens op het terrein voor de kazerne geparkeerd. In de laadruimtes werd dan tussen de vla-resten ook geketst door verliefde stelletjes. Maar dat terzijde.
Overdag was het troosteloze terrein leeg en konden we er gaan ‘kogelen’. Met krijt werd er een pot op het asfalt getekend. Daar werden de knikkers van de spelers in gelegd. Met forse stappen werd ongeveer vijf, zes meter afstand tot de pot genomen en werd een krijtstreep getrokken Daar moest je achter gaan staan. Elke deelnemer had een stalen kogel in zijn hand, sommigen ter grootte van een tennisbal. De bedoeling was om die kogel met een hoge boog bovenop die pot met stuiters te flikkeren. De glazen knikkers spoten bij een ‘ster’ alle kanten op. Ik was zelf geen ster in het mikken. Sterker nog, die stalen ballen waren in mijn handen potentiële moordwapens. Wimpie W. bezorgde ik in ieder geval twee gloednieuwe stifttandjes.
De meisjes waren intussen bezig met een veiligere vorm van knikkeren. Tussen de stoeprand en een straattegel werd een kuiltje gegraven en daar rolden ze braaf hun stuiters in. De speler die het laatste exemplaar in het potje piekte was de winnaar en mocht alle knikkertjes houden. Ik zag deze zomer zowaar twee schattige meisjes het spelletje spelen. Ik had heel even een nostalgisch momentje. Sorry, dit stukje heeft een hoog ‘Omroep Max’-gehalte.
Ik moest gelijk denken aan ‘elastiektwisten’ ‘diabolo gooien’ en ‘hoelahoepen’ waar vooral meisjes behendig in waren. ‘Blikkie trap’ en steltlopen op blikjes was meer voor de jongens. Over het algemeen waren dat armoedzaaiers die geen geld hadden om echte houten stelten te kopen. Op die verdomde soepblikken was ik ook al geen held. Ik kon gelijk mijn enkelbanden in het gips zetten als ik erop had gelopen.
Nee, míj́n favoriete spelletje was papieren pijltjes schieten. Daar had je een stuk pvc-buis voor nodig waar normaal gesproken elektriciteitsdraden doorheen liepen. Dat was een prima blaaspijp. Met tape plakte ik dat pijpje op een plankje en creëerde een ‘geweer.’ Een extra pvc-buisje daarbovenop fungeerde als nep-vizier. Vervolgens draaide ik pijlen van reepjes krant die ik op het puntje met spuug vastlijmde. Je kreeg een tong als een Chow Chow van de drukinkt. Heel wat edities van het Vrije Volk zijn zo in repen aan hun eind gekomen. Daarna gingen we de straat op om die pijlen in elkaars pruik te schieten. Dikke pret.
De jeugd zit nu achter de pc en speelt: PlayerUnknown’s Battleground (PUBG) Honderd deelnemers worden op een eiland gedropt waar ze messen, machetes en ander wapentuig zoeken om elkaar virtueel uit te roeien. Het bloed spat van het scherm af, hartstikke gezellig en het ruimt lekker op. Een ander voordeel is dat je nooit zo’n papieren pijltje in je oog kunt krijgen. Wel zo veilig.
JAAP VAN DEURZEN