Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

Straat & Verkopers

mei 29, 2022

‘Mag ik u wat vragen meneer, houdt u van wilde dieren in de natuur?’ vraagt een meisje met een engelachtig gezichtje in een drukke winkelstraat in Utrecht. Het is een vraag in de categorie: ‘Ademt u graag?’ Ze heeft lange blonde haren en prachtige, blauwe ogen. Ze is gekleed in een opvallend roodkleurig hesje en heeft een houten klembord in haar handen. Ik schat haar rond de twintig. Het slanke kind staat te rillen van de kou. 

Ik sta op het punt om in de ‘ja-techniek’ te tuinen, want ik kan nooit ‘nee’ zeggen. Even overweeg ik om te verklappen dat ik de grootste kattenmepper ben op het westelijk halfrond. Dat ik dagelijks een dozijn koalabeertjes verzuip in een regenton. Dat dieren me gestolen kunnen worden, maar ik krijg het niet uit mijn strot, want het is niet waar. Maar ik heb hier ook geen zin in. Toch zeg ik uit volle borst: ‘Ja, natuurlijk, meisje, je spreekt hier met de grootste dierenvriend van het westelijk halfrond!’ Ik ben gelijk de klos. ‘Wilt u dan lid worden van het Wereld Natuur Fonds?’ vraagt het poppetje en staart me smekend aan. Als ik nee zeg stort ze waarschijnlijk van verdriet en onderkoeling ter aarde, beeld ik mezelf in. Liegen dat ik al lid ben van de organisatie is ook geen optie, want dat ben ik niet. Ik val direct door de mand. Het enige dat ik wil is aardig gevonden worden. Een kwartier later ben ik donateur van het WNF. Ach joh, het is maar geld, fluister ik tegen mezelf. De ijsbeertjes hebben het al zo zwaar. Die springen nu door ons toedoen van de ene op de andere smeltende ijsschots, doe niet zo moeilijk, man! 

Maar als ik zo doorga ben ik straks wel ongewenst lid van die malle Scientology-beweging, stort ik een maandelijks bedrag op de rekening van de Dierenbescherming en heb ik abonnementen op de Telegraaf, Het Parool en De Volkskrant.Ik zal er binnenkort een krantenwijk bij moeten nemen. 

Straatverkopers vormen in winkelcentra nu eenmaal de ene fuik na de andere. In de hiërarchie van verkopers stel ik ze net iets boven de zeikerds die me telefonisch goedkope energie of verzekeringen aan proberen te smeren. Door de telefoon zeg ik overigens wel makkelijker ‘nee.’ Soms zeg ik helemaal niks, en hijg en kreun ik balorig minutenlang obsceen in de hoorn: ‘Mmm, jaaa, oh lieverd!’ Er wordt dan snel opgehangen. 

Toch ben ik geen harteloze hond die geen medelijden heeft met ‘s werelds vluchtelingen, politieke gevangenen, of bedreigde beren. Ze gaan me allemaal aan het hart, maar ik bepaal liever zelf wie ik steun. Mensen die door weer en wind met een collectebus aan de deur staan, krijgen sowieso een royale bijdrage. Maar ik kan niet al het leed van de wereld op mijn schouders nemen. Ik heb mezelf daarom een paar slimme trucs aangeleerd. 

Als ik in de verte zo’n kudde verkopers zie staan verzin ik een list. Wanneer er een jongeling met zo’n opvallend hesje op me afstruint vis ik als de wiedeweerga mijn mobieltje uit mijn zak, dat ó zo heilige communicatiemiddel. Ik mijd oogcontact en begin gelijk een volstrekt fictief gesprek: “Nee, joh, dat is echt mijn laatste bod, hoor. Nee, geen sprake van, dat is veel te laag! Ons huis is meer waard!’ ‘Mispoes!’ concludeert de verbouwereerde straatventer. ‘Die Pipo is zijn huis aan het verkopen, die kan ik niet storen,’ en stapt snel af op een ander potentieel slachtoffer. 

Maar er zijn grenzen. Ik kom met geen mogelijkheid om het kleine gekreukelde manneke heen bij de ingang van de Appie. Hij verkoopt een soort Daklozenkrant. Hij kijkt erbij alsof zijn hele familie net op een kleiweg door een veewagen is overreden. ‘Dak menier!’ lispelt hij droef. Bij elke verkochte krant, of aalmoes, lacht hij moeizaam zes vergeelde tandstompjes bloot. Weltschmerz drukt zwaar op zijn schouders. Het lijkt alsof zijn lichaampje door alle ellende in elkaar wordt geperst. Als ik met mijn volle winkelkarretje langs hem probeer te sluipen, hengelen zijn sombere ogen de euro’s uit mijn broekzak. De krant laat ik hem houden. Die kan hij opnieuw verkopen. Ik beschouw het elke keer weer als een aflaat voor mijn zonden. 

Dankiewel menier, fijn dak!’  

JAAP VAN DEURZEN