Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

Toeristen & Attractie

jul 17, 2022

‘Kijk Jasper, dit is nou een échte groenteman,’ zegt een vader tegen zijn zoontje van een jaar of vijf. Het ventje staart met opengesperde kologen nieuwsgierig naar het winkeltje van “Appelkoontje’. Zo noemen we onze Weesper groenteman, sorry, ‘groentemens.’ We leven in vreemde tijden.

Zijn moeder steekt de straat over en fotografeert het fenomeen op afstand. ‘Wat is dit leuk!” piept ze met zo’n hoog oplopende falsetstem. Juist op dat moment rolt een oud besje haar rollator naar buiten. In het mandje voorop ligt een zakje met een half pondje peentjes. “Kijk nou eens, die oma heeft geschrapte worteltjes gekocht,’ jubelt de vader emotioneel en zakt door zijn knieën. Hij omarmt zijn zoontje en drukt een kus op zijn voorhoofd. Hij is zo blij dat zijn kind dit wonder nog kan aanschouwen. De mond van het manneke valt wagenwijd open als de sympathieke neringdoende met een minuscuul trosje druiven op hem afloopt. ‘Wil jij een paar druifjes?’ vraagt hij vriendelijk. Het kind kijkt alsof hij een handvol groene gifpillen krijgt aangeboden en kruipt verschrikt achter zijn vaders benen. ‘Het is allemaal nieuw voor hem,’ verontschuldigt de man zich en neemt de druiven dankbaar aan. Zijn vrouw legt het lieflijke tafereel vast. 

Oké, ik overdrijf nu een beetje, maar het verhaal klopt wel. Dit is écht gebeurd. Ik meld het maar even voordat u denkt dat ik dingen uit mijn dikke duim zit te zuigen. We horen het zelf als die vader zijn kind uitlegt wat een groentewinkel is! Het ventje staat erbij alsof hij naar het zevende wereldwonder kijkt. Die heeft in zijn korte leven alleen sinaasappels bij de Appie gezien. Ik krijg steeds vaker het gevoel dat we in Weesp in een soort openluchtmuseum wonen. Weet u wel, zo’n museum als in Arnhem, waar je bijvoorbeeld een smederij in kan lopen tijdens het ‘hoepelbranden’. Daar heeft u altijd al alles over willen weten. Toch? Het geheim van de smid ontrolt zich voor uw ogen. De reus legt breed lachend de ijzeren banden om de houten wielen terwijl hij ‘Het Lied van Den Smid’ neuriet:

Een smidje in zijn smidse, die zong den helen dag. Zijn stem die klonk zo helder bij iedere hamerslag.’

Demonstratief geeft de man een pokkenklap met die hamer op het aambeeld en doet net alsof hij op zijn vinger slaat en brult: ‘Auw! Ja, de beste smid slaat wel eens op zijn duim. Al smedende wordt men smid,’ orakelt hij met een ronkende schaterlach. Wat een komediant. ’s Avonds rijdt hij in de gele historische tram naar de parkeerplaats en tuft daarna in zijn gammele Dafje naar moeder de vrouw. Hij verorbert er een druipende hap dood gekookte andijvie met nootmuskaat en bijt in een bal die eerst in Zaanse mosterd is gedoopt. Hondsmoe maar voldaan zijgt hij met een bittertje op de bank en valt in slaap. Morgen weer een dag. Zo’n museum dus. 

Sinds Weesp is opgeslokt door Mokum is ons vestingstadje, dat vlakbij het Muiderslot ligt, omgetoverd tot ‘Amsterdam Castle’. Hoe verzin je het? Drommen toeristen paraderen over onze grachten en kijken hun ogen uit. De laatste twee bakkerswinkeltjes, de ambachtelijke slager en de groentewinkel zijn dissonanten tussen de gebruikelijke Blokker, Kruidvat en Hema. Waar vind je dit soort antieke juweeltjes nog? 

De toeristen verdwijnen gelukkig ’s avonds weer, maar er is nog meer gaande. Weesp wordt langzaam gekoloniseerd. In de fonkelnieuwe wijk Weespersluis strijken duizenden gevluchte, gefortuneerde Amsterdammers neer. 

Weesp bezorgd over behoud eigen karakter: ‘Hier groeten de mensen elkaar op straat’, kopt het Algemeen Dagblad. 

Ik houd mijn hart vast. Van de week glijdt een armada gehuurde kano’s onder de Kippenbrug door en strandt voor ons huis. Daar loopt de gracht namelijk dood. Weten zij veel. Onder luid gejubel probeert elke roeier zijn kano te keren. Blond is woest en explodeert. Ze rent met een deegroller en Carmen-krullers in het haar naar buiten en blèrt: ‘Hé, kan het wat zachter? Ga lekker voor je eigen deur kanoën, stelletje eikels!’ Maar iedereen denkt dat de woedeaanval een toneelstukje is. Dat het hoort bij onze stadsfolklore. De roeiers beginnen luidkeels te joelen en te applaudisseren. ‘Hé, heerlijke Weesper mop, malle Babbe-blond, vaar je mee?’ gilt een idioot die half kachel is. Blond zakt neer op ons bankje aan het water en schreit bittere tranen. Het zijn bange dagen.

JAAP VAN DEURZEN