Mannen, help me even uit de brand. Ben ík knettergek of maken jullie het ook wel eens mee? Je komt de woonkamer in en je schrikt je te pletter. Je denkt dat je hallucineert. Je bent er rotsvast van overtuigd dat je bij een wildvreemde bent binnengestapt. Alleen, in mijn geval klopt er iets niet, want vrouwlief Blond staat met wijd gespreide armen midden in de kamer en zegt, stralend als een blij ei: “Tatatata…. wat vind je ervan?”
Het hele interieur is omgegooid, de tv is foetsie, de bank is weg. De gordijnen liggen als een voddenbaal in de hoek. Mijn ‘luie stoel’ staat ernaast. Er is een plastic zeil overheen gegooid. Het doorleefde meubelstuk kan zo de afvalbak in. Op één van de muren is een vieze, groene poepkleur gesmeerd, die wel wat weg heeft van verrotte varkensmest. De keukenkastjes zijn gesloopt en er is een gladgeschuurde eikenhouten plank voor in de plaats gekomen. Alle leeslampen staan op onlogische plekken. Vanwege het ontbrekende meubilair hangt er een soort galm in de kamer. Dit is totáál andere koek dan, kastje hier, tv daar, tv terug, kastje weg, poef erbij. Daar ben ik al jaren aan gewend. Nu sta ik in een geheel andere woninginrichting.
Ik kan me voorstellen dat sommige mannen nu met werpmessen gaan gooien. Dat ze zich als prairiehonden op hun leunstoel storten om er grommend dat vervloekte zeil vanaf te rukken met hun tanden. Zelf sta ik als een tamme poedel wezenloos voor me uit te staren. Blond doet een solodansje midden in de kamer en schenkt daarna een borrel in. Ik knal de korenwijn in één teug naar binnen en houd bevend het kelkje opnieuw onder de kruik.
“Dit heb ik al zólang gewild! Ik heb gewacht tot je een weekje weg was, om je te verrassen. Dick en ik hebben het vanmorgen net op tijd afgekregen. Ik heb al een nieuwe stoel voor je besteld, maak je geen zorgen, ook een leren,” blèrt Blond blij. “Mooi toch? Wat een hoop ruimte hebben we nu, hè?!” Ja, zeg dat wel, het lijkt alsof de inboedel is geruimd met een shovel. Er is nu plek voor vijfenvijftig fanatieke lijndansers.
We gaan door naar de bonusvraag: “Wie heeft het thuis voor het zeggen?” Ik kom terecht op de site van een vloerleverancier die dat heeft onderzocht. Wat blijkt? Vrouwen hebben over het algemeen de regie over het interieur! Hartelijk welkom op de afdeling ’open deuren’. Eén op de vijf vrouwen vindt dat manlief beter een muur kan schilderen dan het huis inrichten. In mijn geval is dát zelfs niet juist, want ik kan nog geen spijker in de muur slaan, laat staan iets naar behoren verven. Blond heeft de groene strontkleur zelf op de wand gesmeerd.
Van de 1.035 ondervraagde Nederlanders in het ‘representatieve’ onderzoek zegt ruim 20% van de vrouwen dat hun partner zich liever níet met de inrichting van het huis moet bemoeien. Vrouwen kunnen dat beter, constateren de onderzoekers, ze hebben er meer talent voor. Daar is 62% van de Nederlanders het blijkbaar mee eens. Als je het inrichten van de woning overlaat aan mannen verandert het huis al snel in een bierkot of een voetbalkantine.
De vloerenboer beweert dat het regelmatig voorkomt dat artikelen zonder overleg met de partner worden gekocht. Stelletjes die nét samenwonen liggen het vaakst in de clinch over het interieur. De vraag: ‘Zullen we een nieuwe vloer nemen?’ zorgt geheid voor bloed aan de paal. Terwijl vrouwen zich druk maken over kleuren en krasbestendigheid, gaan mannen op de vuist over de prijs van een vierkante meter. Van de mensen onder de dertig zegt maar liefst 40% ruzie te hebben gemaakt over de inrichting. Maar hoe ouder we worden, hoe coulanter we zijn. Ik ben daar een levend voorbeeld van.
Blond beweert in een creatieve fase te zitten en kakelt urenlang door over de merites van onze nieuwe inrichting. Ze laat me een foto zien van ‘mijn’ bestelde stoel, en zegt zelfverzekerd: “Hier word jij zó blij van.” Het lederen gevaarte heeft de vorm van een ufo. De vliegende schotel heeft dezelfde kakkleur als de muur. Ik vind er vooralsnog geen bal aan, maar ik zeg niks, want liefde is…..
JAAP VAN DEURZEN