Jaap van Deurzen

SPREKER /  MEDIATRAINER /  DAGVOORZITTER.

WAAR GAAN WIJ NAAR TOE NA ONZE DOOD?

mrt 17, 2024

Waar gaan wij naar toe na onze dood?

Wie legt dat mysterie voor mij bloot?

Zeg eens eerlijk zonder liegen! 

Of we naar de hemel vliegen!

Of dwars door de aarde vallen, zwaar als lood!

Troubadour Cornelis Vreeswijk schrijft in 1967 zijn lied: ’Waar gaan wij naar toe na onze dood?’ Het is een vraag waar we allemaal wel eens mee worstelen. Hoewel, als het aan mijn maat Koos Kesselaar (75) ligt, gaat hij helemaal nérgens heen. Het interesseert hem geen bal.

Ik bezoek Koos in een hospice in Rotterdam. Het is de laatste halte van zijn levenstrein. Op het balkon van zijn riante kamer reflecteert de zon in de zeis van Magere Hein. De gluiperd houdt het hospice 24 uur lang per dag in zijn klamme greep. Koos lacht hem al meer dan twee weken uit. “Ik voel me net de dochter van Heintje Davids,” grapt zijn dochter Marjon. Ze refereert aan de Rotterdamse zangeres die in de jaren zestig geen afscheid kan nemen van het podium. Natuurlijk is het een plaagstootje van Koos, want de laatste dans macabre met Pierlala volgt onherroepelijk. ‘Hein kiest niet, Hein maait!’ (© Simon Carmiggelt) Hij kan er niet mee zitten.

In eerste instantie ben ik zwaarmoedig het hospice ingestapt, maar al snel slaat de sfeer om. Wat een trieste kroniek van een aangekondigde dood moet worden, ontaardt in een positief, gezellig verhaal. “Ik heb een prachtig leven gehad, Jaap” zegt Koos. Hij kijkt naar de fles rum op tafel. “Ik ga straks in de zon zitten en een peukie roken en dan neem ik er een baco’tje bij, ja toch? Ik heb geen centje pijn, man, ik ben nergens bang voor.” Het scheelt niet veel of hij nodigt Hein uit op de borrel.

Voor eenieder luidt eenmaal de bel

Dan rest ons slechts beenderen en vel

Huilebalken, lachebekken

Helpt geen donder bij ’t vertrekken

Wij gaan naar de hemel toe of naar de hel

Het lijkt of Cornelis Vreeswijk het lied voor Koos heeft gemaakt. Fysiek holt hij achteruit maar zijn humeur lijdt er geen seconde onder. Wat een heerlijke manier om te gaan. Ik vraag hem welk beeld hij heeft van de dood, want domme vragen bestaan niet. Hij heeft geen flauw idee. Zolang er sigaretten en rum-cola bij de poort staan kan het hem worst wezen. Kom alsjeblieft niet aan met gezever over tunnels met stralend licht, engelengezang en halleluja’s. 

In de bijbel staat het tot en met

Hij die heeft geleefd onder de wet

Hoeft niet om de weg te vragen

Niets kan zo’n persoon vertragen

Hij vliegt recht de hemel in als een raket.

“Ja, die hemel wordt misschien wel een dingetje, Jaap. Ik heb natuurlijk wel een paar risicootjes genomen in mijn leven. Ik heb zóveel gerookt en gezopen, dat wil je niet weten. Daar kun je hele sloten mee vullen,” lacht Koos. “Weet je, er verdrinken meer mensen in een glas dan in zee, ja toch?” 

Virtueel horen we de schampere lach van Magere Hein. Dat stuk addergebroed heeft ook gevoel voor humor en zit zich te verkneukelen op dat balkon. De buit is bijna binnen. Koos vertelt dat hij de balans van zijn leven aan het opmaken is. Hij heeft spijt van de fouten die hij heeft gemaakt, maar dat is mosterd na de maaltijd. De uitspraak van de Amerikaanse schrijver Mark Twain is op zijn lijf geschreven:

“Over twintig jaar zul je meer spijt hebben van de dingen die je niet deed dan van wat je wél gedaan hebt. Dus gooi de trossen los. Zeil de veilige haven uit. Vang de passaatwind in je zeilen. Onderzoek. Droom. Ontdek.”

Koos had er liever nog twintig jaartjes aangeplakt, vertelt hij, want de ras Rotterdammert is een levensgenieter pur sang. “Ik heb altijd poen gehad, een Mercedes onder mijn kont en ik heb de hele wereld gezien,” zegt de oud-eigenaar van een bedrijf in wapeningsstaal. 

“Ik heb me de pleuris gewerkt, Jaap. Ik ging van 1 man personeel naar 52. Ik was hard voor mezelf maar ook voor anderen. Ik leefde wel ongezond. Eigen schuld, dikke bult. Klaar uit. Ik vind het erger voor mijn kinderen en mijn kleinzoon, dan voor mezelf,” zucht hij geëmotioneerd. Voor het eerst rolt er een traan over zijn wang. “Maar ik ben absoluut niet bang voor de dood!” zegt hij strijdbaar. Ik geloof hem op zijn woord. Het is blijkbaar citaten-dag want opeens spookt de vermoorde Amerikaanse dominee Martin Luther King door mijn hoofd die ooit zei: 

“De grootste tragedie is niet jong te sterven, maar dat ik de leeftijd van vijfenzeventig bereik zonder ooit echt geleefd te hebben” 

Ik leg mijn hand op zijn knie en zeg: “Koos, ik weet één ding zeker. Jíj́ hebt geleefd en dat deed je op jouw manier! Dat pakt niemand meer van je af.”

“Leuk dat je er was, Jaap. Zet even ‘Langs de Lijn’ op, want Feyenoord speelt zo,” zegt hij met pretoogjes. “We houden contact!” Het is Koos ‘Kes’ ten voeten uit. Met een opgeruimd gemoed stap ik het pand uit. De stem van Cornelis Vreeswijk dreunt door in mijn hoofd:

Maar misschien gaan wij wel nergens heen

Blijf je in je kistje heel alleen 

Of bestaat de ziel uit cellen?

Niemand kan het navertellen

Als men eenmaal dood is, zwijgt men als een steen.

JAAP VAN DEURZEN