onschuldig
kwam hij ter wereld in een oorlog
ontdekte de wereld in kelders en achter glas
leerde lopen zonder warme handen
leerde opstaan zonder hulp
kuste voor het eerst in ‘t donker
huilde zonder troost zijn eenzaam verdriet
timmerde uit schaamte zijn eigen kruis
en nam afscheid in zijn verzwegen waanzin
onschuldig
Sybren Verschoor
In Lalish in het noorden van Irak kijk ik in augustus 2014 in de wijd opengesperde ogen van een vierjarig Yezidi-meisje. Haar gitzwarte haren hangen in smerige slierten op haar schouders. Ze klemt haar stinkend vuile knuffel tegen haar borst en blijft me angstig aanstaren. ‘Wat is dat voor een halvegare’, zie ik haar denken. Haar begeleider heeft me verteld dat haar hele familie is uitgemoord door de malloten van Islamitische Staat. Het kind is zwaar getraumatiseerd.
Opeens trek ik een gekke grimas op mijn gezicht. Dat is voor mij een kleine moeite. Haar smoezelige gezichtje breekt in de mooiste glimlach die ik ooit heb gezien. In één klap zijn we dikke vrienden. ‘Jij deugt!’ zegt ze woordloos. Vervolgens doet ze iets wat ze waarschijnlijk nog nooit eerder heeft gedaan, ze drukt haar dierbare knuffel in mijn handen. Ze kijkt erbij alsof ze me de Koh-i-Noor diamant heeft overhandigd. Zelden heb ik een verweerde lap stof zo nauwkeurig met betraande ogen bekeken. Ik zal het nooit meer van mijn leven vergeten.
Tijdens dertig jaar verslaggeving in ramp- en oorlogsgebieden zijn het altijd de reportages over kinderleed die me het meest raken. De beelden van beschadigde en vermoorde kinderen in voormalig Joegoslavië, Noord-Ierland, Rwanda, Irak, Afghanistan en Noorwegen laten me nooit meer los. Het is één ding om gruwelijke oorlogstaferelen vanuit je luie stoel tweedimensionaal op tv te zien. Het is een ander verhaal als je er met je neus bovenop staat en de verminkte lichamen ziet liggen en de lijkenlucht ruikt.
Als ik naar de beelden uit Israël en Gaza kijk, rollen de tranen weer over mijn wangen. Een maand geleden zie ik jonge mensen onbezorgd dansen in de woestijn. Even later worden ze neergemaaid met automatische wapens. Op tv zie ik de talloze lijkzakken met peuters in de Gazastrook. Ze liggen tussen de puinhopen van hun kapotgeschoten stad. Zij zijn letterlijk het kind van de rekening geworden.
Ik denk aan de kinderen die het geweld hebben overleefd en nu in doodsangst allerlei trauma’s oplopen. Ondanks het feit dat ze op jonge leeftijd al ervaringsdeskundigen zijn, want er zijn in hun korte leven al meerdere oorlogen geweest. Deze verwoesting in de Gazastrook is er wel een in de buitencategorie, evenals het aantal slachtoffers. Veertig procent van de vele duizenden doden zou kind zijn. Dat zijn getallen die nauwelijks meer te bevatten zijn. Leren we het dan nooit? Nee! De geschiedenis blijft zich verdomme herhalen. Je wordt er gillend gek van. Het lijkt alsof de wereld krankjorum is geworden. Toch kijk ik bijna maniakaal naar alle nieuwsuitzendingen en lees alle krantenartikelen over de oorlog.
‘Als een kind getuige is van oorlog, geweld of de dood, dan heeft dat een ernstige en langdurige invloed op het psychosociaal welzijn’, zegt de directeur van War Child Ernst Suur. ‘Er komt zoveel stress los bij dit soort geweld, dat kun je je niet voorstellen. De veilige omgeving van zo’n kind wordt totaal verwoest. Daarom vinden wij het zó belangrijk om die kinderen psychische hulp te bieden. Daar moet je ook heel snel bij zijn, anders blijven ze hun hele leven met grote problemen zitten. We hopen zo vroeg mogelijk al die psychische aandoeningen op te sporen én te verhelpen.’
De vraag is wel: Kun je ooit van een oorlogstrauma afkomen of sleep je de psychische ellende je hele leven lang met je mee? Ik vraag het aan Mustafa Hadziibrahimovic, die deze week precies dertig jaar in Nederland woont. ‘Ja, therapie helpt écht, hoewel ik er zelf veel te laat mee ben begonnen. Toen ik op vijftienjarige leeftijd in Nederland kwam was ik te trots om in therapie te gaan. Ik bén niet gek, zei ik tegen mezelf. Dat heb ik geweten.’
Voor de geboren Bosniër begint de ellende op 30 april 1992. Hij is dan dertien jaar. Servische paramilitairen vallen zijn geboorteplaats Brčko aan. De huizen om hem heen worden in flarden geschoten. Hij zit één nacht in het beruchte concentratiekamp Luka. Het zal hem de rest van zijn leven blijven achtervolgen. Hij beschrijft de episode in zijn aangrijpende boek: ‘De oorlog in mij.’
‘Het is een nacht der ergste nachtmerries….Ik ben er zeker van dat dit de laatste nacht van mijn leven is…Ik heb mijzelf ten dode opgeschreven. Ik heb nog nooit met een meisje gezoend..
Mustafa Hadziibrahimovic ziet overeenkomsten met de oorlog in Gaza. ‘Ook wij konden nergens heen en vroegen ons af waarom andere landen ons niet hielpen? Iedereen zag wat er gebeurde. Wij waren gewone burgers en er werden mortiergranaten op ons afgeschoten. Er vielen slachtoffers. Hoe kon dit in godsnaam in Europa worden geaccepteerd? Ik dacht waarom doet niemand iets? Waarom moet ik dood? Hetzelfde gebeurt nu in Gaza. En weet je wat het ergste is, die kinderen hebben totaal geen perspectief, er wordt zelfs niet over vrede gepraat. Dat is verschrikkelijk. Dat kun je kinderen niet aandoen.’
Lang functioneert Mustafa uitstekend en maakt als journalist prijswinnende documentaires. Maar op de een of andere manier blijft het oorlogstrauma zijn leven beheersen en in 2015 raakt hij overspannen. ‘Ik heb mijn best gedaan om normaal te zijn, maar ik ben niet normaal,’ zegt hij schuchter lachend. De afgelopen twee jaar heeft hij met behulp van intense therapie de boel weer op de rit gekregen.
‘Bij War Child zeggen ze dat je een kind wel uit de oorlog kunt halen, maar de oorlog nooit uit een kind. Met hun speciale aanpak kun je wel heel veel bereiken. Ik zou willen dat ik er eerder mee was begonnen. Dat had me veel ellende kunnen besparen. Het is helaas een waarheid als een deur.’ Als een koe, mompel ik in mezelf en schrijf me in als donateur van War Child.
JAAP VAN DEURZEN