“Kom op jongens, we gaan dit rocken!” schreeuwen de deelnemers aan het populaire programma Expeditie Robinson. Daarin proberen zo’n twintig kandidaten te overleven op een onbewoond, tropisch eiland. Ik krijg gelijk een déja vu als ik dit soort taal hoor. In 2019 doe ik een blauwe maandag mee aan het survival-programma. Mijn lijdensweg is kort want mijn teamgenoten sturen me al in de tweede ronde naar huis. Dit ondanks mijn popi jopie status, want ik lig als oudste deelnemer goed in de groep. Ik ben dan ook flabbergasted als ik mag vertrekken.
“Zijn jullie helemaal ‘fokking mad geworden, assholes, dit is verdomme leeftijdsdiscriminatie,écht akward,” wil ik tijdens de beslissende ‘eilandraad’ gillen. Want ik ben een overlever en zéker niet de zwakste schakel in de groep. Maar ik houd me in, want ik ben van nature een ‘gutmensch. Bovendien is het maar een spelletje, het hoort erbij.
Toch voelt het sick’, want het verblijf op dat eiland is zó cool. ’s Nachts liggen we met zijn allen slapeloos onder de sterrenhemel op een gammel familie bamboe-bed naast elkaar te chillen. Knusser kan het niet, ondanks de knagende honger. Op een avond begin ik opeens luidkeels een Iers kroeglied te kwelen. De langstaartmakaken schrikken zich een rolberoerte en beginnen te kermen, maar ik zing lekker door. Iedereen blij. Daarna is het de beurt aan mijn superchille mattie Akwasie om te rappen onder de palmbomen aan het strand:
Hey palmboom memorablia hey banku en tilapia
Hey en mijn eten eet ik heet
Lichaam gonst in het zweet
Droog me af in de zee En als je zegt dat ik slack zeg ik je echt niet noem mij relaxed want ik stress niet
Ma ye correct understand me routine leer je af snel want dat went hier
Ik leer in twee weken tijd in de Filipijnen een fonkelnieuwe, hippe spreektaal. De jonge chickies en bro’s van Kamp Zuid spreken een soort ‘newspeak‘ die ik naadloos overneem, hoewel ik soms geen idee heb wat ik zeg. Bij thuiskomst lijd ik aan een vorm van junglerot. Mijn lichaam is bedekt met opgezwollen rode bulten. Mijn ongeschoren snufferd ziet eruit als een krentenbol. Maar dat is niet de enige verminking. Blond weet niet wat ze hoort als ik haar feestelijk begroet met de woorden: “Hé blonde woeshoem, mijn lieve dushie uit Roffa. Deze dappere dude is weer terug bij zijn kekke kech in Damsco! Je ziet er slay uit skattie!”
Met wijd opengesperde ogen staart ze me aan. Ze vraagt zich af of mijn hersenpan op dat eiland is leeg gelepeld door een wilde varaan. Wat haar betreft spreek ik in tongen. Ik ben me er overigens niet van bewust dat ik haar in één adem een stinkerd (woeshoem) een lieverd (dushie) en een hoertje (kech) uit Rotterdam (Roffa) heb genoemd. Ze woont in Mokum, (Damsco) en het schatje (skattie) ziet er goed uit. (slay) Bent u er nog? Welkom in de wondere wereld van de straattaal.
Blond behoort al jaren tot de taaliban. Spreek je moerstaal en lul normaal, is haar Roffaanse credo. Daar ben ik het altijd hartstochtelijk mee eens geweest. Sterker nog, zeven jaar geleden starten we samen onze taal-jihad. In 2017 schrijf ik:
We zijn op kruistocht naar de Heilige Taalstaat. Die tocht gaat nergens heen, maar speelt zich thuis af op de driezitsbank. Vooral Blond heeft het heilig vuur. Ze is gestopt met koken. Dagelijks zitten we verbeten met broodjes vette vis voor de buis en notuleren. Wordt u er ook zo gek van? Die krankzinnige angst om een harde ‘s’ te sissen (zorry, ‘zissen’)? Of een ‘v’ te vluiten voor een ‘f’? De koers is gezakt met tien ‘prozent’, hoor ik een prezentator brabbelen. “Zes jaar ‘zel’ voor Mohammed Huppeldepup”, vervolgt een ander. “En dan nu de zijfers! Het geld klotst weer tegen de plinten. Niet te vilmón! Ik moet er niet aan denkón, Het wordt steeds gekkoor, zékoor”
En dan hebben we het alleen nog maar over de bizarre uitspraak van bestaande woorden. We gaan ook hyperventileren van deze smurfentaal:
Skattie, ik wil je gewoon weer in je kracht zetten. Je moet het een plekje geven. Dit gaat hem niet worden. Dit wordt huilie, huilie.. Blijf dicht bij jezelf. Doe je eigen ding. Natuurlijk zijn er mensen die hier iets van vinden. Maar je bent een powervrouw, een deugmens. Je kunt shinen als een malle. Echt gigantisch vet. Just saying! Oh my God! Gast, jij nailt de dingen ook zó snel! Lekkkkkkkur! Helemaal goed! Toppie! Awesome!’You killing it, boenk erop. Om vervolgens met een hoge falsetstem af te sluiten met zo’n langgerekte kreet: Doei! Doei!
Natuurlijk heb ik het op deze plek al tachtig keer gehad over taal. Niks mis mee. Taalvernieuwing hoort erbij. In de jaren tachtig deden we er zelf ook driftig aan mee in onze blitse, mieterse kleding. Precies! Weet je wel? Na een tijdje gaat het vanzelf weer over. Het heeft ook wel iets creatiefs. Effe lekker loesoe gaan op je nieuwe patties, die je tweedehands voor een donnie hebt gekocht. Ja toch, niet dan? Gers man! Weet je wat, we gaan dit gewoon rockon!
JAAP VAN DEURZEN
P.S. Wat zijn uw ervaringen met straattaal?
Een praktijkvoorbeeld:
https://www.facebook.com/reel/414954724637566